Blog

maandag 26 januari 2015

Raad van State verduidelijkt vereisten ingebrekestelling

Wie een aanvraag bij een bestuursorgaan indient, bijvoorbeeld bij het college van burgemeester en wethouders van een gemeente, wil daar zo snel mogelijk een besluit op ontvangen. De Algemene wet bestuursrecht kent hier regels voor. Zo moet een bestuursorgaan binnen de wettelijke termijn een besluit nemen. Als er geen wettelijke termijn geldt dan moet het besluit binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag worden genomen.

Wanneer er niet op tijd een beschikking op de aanvraag wordt gegeven dan verbeurt het bestuursorgaan een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, met een maximum van 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 20 per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 30 per dag en de overige dagen € 40 per dag.

Hierbij is dus van belang dat het bestuursorgaan in gebreke is. Dit is het geval wanneer twee weken na de wettelijke beslistermijn zijn verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen. Vanaf dat moment is het bestuursorgaan de dwangsom verschuldigd is.

Van een ingebrekestelling is sprake als duidelijk is dat de belanghebbende het bestuursorgaan maant om alsnog een bepaald besluit te nemen. Volgens de Raad van State is dit het geval als 1)  het voldoende duidelijk is op welke aanvraag het geschrift betrekking heeft, 2) de belanghebbende (aanvrager) stelt dat het bestuursorgaan niet tijdig op de aanvraag heeft beslist en 3) de belanghebbende (aanvrager) erop aandringt dat die beslissing alsnog wordt genomen.

Heeft u nog vragen over het in gebreke stellen van een bestuursorgaan, neemt u dan vrijblijvend contact met ons op.

Bron: ABRvS 24 december 2014 201402074/1/A3