Blog

maandag 14 december 2015

Natuurbescherming: voor afschot ganzen in Natura 2000-gebied niet alleen ontheffing Ffw maar ook Nb-vergunning vereist

Voor het jaarrond afschieten van diverse ganzensoorten hebben Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel aan Stichting Faunabeheereenheid Overijssel onder voorwaarden een ontheffing op grond van artikel 68 van de Flora- en faunawet verleend.

De ontheffing dient ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen op agrarisch in gebruik zijnde gronden gelegen in wildbeheereenheden van Overijssel. In de wildbeheereenheden liggen Natura 2000-gebieden. De ontheffing sluit niet uit dat dat afschot in een Natura 2000-gebied plaatsvindt.

Vogelbescherming Nederland heeft het college verzocht handhavend op te treden omdat het gebruik van de ontheffing in strijd zou zijn met de Natuurbeschermingswet 1998. Gedeputeerde staten hebben het verzoek afgewezen. Ook na een bezwaarschrift van de Vogelbescherming blijft de ontheffing in stand, omdat het college van mening is dat het gebruik dat de Faunabeheereenheid en de jachtaktehouders maken van de Ffw-ontheffing niet in strijd is met artikel 19d van de Nbw 1998.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State komt tot een ander oordeel. Het college heeft zich niet op basis van de voortoets, aanvullende voortoets en nadere effectbeoordeling op het standpunt mogen stellen dat het gebruik van de Ffw-ontheffing de kwaliteit van de habitats van soorten niet kan verslechteren of geen significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor de gebieden zijn aangewezen. De betreffende rapporten hebben volgens de Afdeling namelijk geen volledig beeld kunnen bieden ten aanzien van de effecten voor de kwaliteit van de habitats van soorten en voor de soorten waarvoor de gebieden zijn aangewezen.

De Afdeling overweegt verder dat mogelijkheid voor de ontheffinghouder om aan gebruikers voorschriften op te leggen, zoals door het college is aangevoerd, miskent dat de activiteit op zichzelf verslechterende of significant verstorende effecten kan hebben en dat juist de activiteit als zodanig moet worden bezien bij de vraag of deze vergunningplichtig is krachtens de Nbw 1998.

"Gelet op het vorenstaande heeft het college zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat de activiteit in beginsel niet vergunningplichtig is op grond van artikel 19d, eerste lid, van de Nbw 1998", aldus de Afdeling.

Bron: AbRvS 2 december 2015 ECLI:NL:RVS:2015:3707

 

maandag 30 november 2015

Nieuwe locatie voor Advocatenkantoor Hoen per 1 december 2015

Vanaf 1 december 2015 heeft Advocatenkantoor Hoen een nieuw adres. Na vijf jaar wordt de pittoreske locatie aan de Turfroute in Gorredijk verruild voor een kantoor in het prachtige buitengebied van Wijnjewoude, gelegen aan natuurgebied Kapellepôle van It Fryske Gea.

Maar ook in Gorredijk blijft Advocatenkantoor Hoen actief via het gratis inloopspreekuur op vrijdag tussen 17.30 en 19.30 uur in de bibliotheek van Gorredijk, Schansburg 1. Deze locatie is voor iedereen goed bereikbaar, ook met het openbaar vervoer, en is rolstoelvriendelijk.

Heeft u een juridische vraag neem dan vanaf 1 december 2015 contact met ons op via ons nieuwe telefoonnummer: 0516-481171 of loop gewoon binnen tijdens het inloopspreekuur in Gorredijk.

Wij heten u graag van harte welkom.

maandag 16 november 2015

Tenthuisje: ook met wielen eronder een gebouw

Het is creatief bedacht, maar wielen onder een tenthuisje plaatsen zodat deze verrijdbaar is voorkomt niet dat sprake is van een bouwwerk, zijnde een gebouw, zo heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beslist.

Omdat het tenthuisje op een plek stond waar dat volgens het bestemmingsplan niet mocht, moest het worden verwijderd. De eigenaar dacht dit op te lossen door grote wielen onder het tenthuisje te plaatsen zodat het tenthuisje binnen een uur kon worden verplaatst, maar dat hielp hem niet.

Volgens de Afdeling blijft het tenthuisje, dat gemaakt is van hout en zeil, ramen en een rookkanaal heeft, en een oppervlakte heeft van 50 m2 een gebouw dat illegaal geplaatst is. Burgemeester en wethouders mochten dus verlangen dat het tenthuisje werd verwijderd en verwijderd bleef.

Uitspraak: AbRvS 4 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3464

maandag 2 november 2015

Monument: positieve mening gemeentelijk adviseur leidt tot vooringenomenheid

Wat was er aan de hand?

Het dagelijks bestuur van stadsdeel Nieuw-West had op verzoek van Heemschut een pand aangewezen als gemeentelijk monument. KAV Vastgoed B.V. was het er niet mee eens en diende bezwaar in. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Nieuw-West verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank verklaarde het door KAV Holding ingestelde beroep ongegrond. KAV Holding stelde hoger beroep in. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kwam vervolgens tot een andere uitspraak.

KAV Holding had onder meer aangevoerd dat het dagelijks bestuur het advies van het BMA (Bureau Monumenten en Archeologie, een gemeentelijke dienst) niet aan de aanwijzing ten grondslag had mogen leggen, omdat de opsteller van het advies, Van Rossem, onvoldoende objectief en onafhankelijk was en de schijn van vooringenomenheid had gewekt.

De Afdeling is het met KAV Holding eens:


"3.2. In artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) is bepaald dat het bestuursorgaan zijn taak vervult zonder vooringenomenheid. Dit geldt evenzeer voor degenen die voor het bestuursorgaan werkzaam zijn en, gelet op artikel 3:9 van de Awb, ook voor adviseurs van het bestuursorgaan.

Van Rossem is werkzaam bij BMA, een gemeentelijke dienst. Van Rossem heeft zich in een interview in het tijdschrift Binnenstad van mei/juni 2013 met de titel ‘Het grote gelijk van Heemschut’, dat tevens is gepubliceerd op de website van de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad, in positieve zin uitgelaten over Heemschut. Van Rossem heeft in dit interview onder meer gezegd: "Heemschut had en heeft steevast gelijk." Nu de aanwijzing tot stand is gekomen naar aanleiding van een aanvraag van Heemschut, heeft Van Rossem met deze uitlating de schijn van vooringenomenheid gewekt."

Omdat Heemschut had verzocht om de aanwijzing van het pand als gemeentelijk monument en Van Rossem hem in het interview gelijk had gegeven, had hij zijn taak als adviseur niet zonder vooringenomenheid vervuld. In ieder geval had hij daardoor de schijn van vooringenomenheid gewekt.

Bron: AbRvS 21 oktober ECLI:NL:RVS:2015:3234

maandag 19 oktober 2015

Horeca: inklapbare luifel die (ook) dient als zonwering is omgevingsvergunningvrij

Dit heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bepaald in een recente uitspraak over handhaving in Nijmegen. Aan de voorzijde van een café is op een hoogte van ongeveer 4 m tegen de gevel een uitkragende luifel geplaatst. Deze luifel, met een breedte van 6,50 meter, bestaat uit een schaarconstructie die kan in- en uitklappen en is opgespannen met doek. In volledig uitgeklapte vorm heeft de luifel een lengte van ongeveer 6,1 meter. Burgemeester en wethouders hebben  de appellant onder aanzegging van bestuursdwang gelast de luifel van de voorgevel van een café in Nijmegen te verwijderen en verwijderd te houden, omdat hiervoor de benodigde omgevingsvergunning ontbreekt.

Appellant is het hier niet mee eens. Volgens hem is geen omgevingsvergunning vereist, omdat de luifel moet worden beschouwd als een zonwering en hiervoor is geen omgevingsvergunning vereist. In bezwaar en beroep krijgt hij geen gelijk. In hoger beroep wel. De Afdeling overweegt het volgende:

"3.2. Niet in geschil is dat de luifel gelet op de omvang ervan niet slechts dient om de gevel van het pand tegen zonlicht te beschermen, maar ook de bezoekers van het bij het café behorende terras. Voorts is niet in geschil dat de luifel in volledig uitgeklapte vorm een grootte heeft die nagenoeg gelijk is aan de omvang van het terras.
In bijlage II bij het Bor is geen definitie van een zonwering opgenomen. Ook in de Nota van Toelichting bij artikel 2, aanhef en onder 8, van bijlage II bij het Bor van (Stb. 2010, 143, blz. 148 - 149) is die niet te vinden. Uit de omstandigheid dat de zonwering in die bepaling tezamen wordt vermeld met een rolhek, luik of rolluik kan niet, zoals het college heeft gesteld, worden afgeleid dat zonweringen primair moeten dienen ter bescherming van een gevel van een gebouw. De zonwering is immers van andere aard dan deze drie voorzieningen en bovendien worden aan de zonwering, anders dan aan de andere voorzieningen, geen aanvullende eisen gesteld inzake de plaatsing en constructie behoudens het vereiste dat de zonwering aan of in een gebouw moet zijn geplaatst. De luifel is naar het oordeel van de Afdeling aan te merken als een zonwering als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder 8, van bijlage II bij het Bor. Hierbij wordt betrokken dat de luifel inklapbaar is, bevestigd is aan een gevel en mede ten doel heeft om de zon op de gevel van het pand te weren. De afmeting van de maximale uitkraging van de luifel leidt niet tot een ander oordeel, reeds nu het Bor op dat punt geen eisen stelt. Dat de luifel bezoekers van het terras ook beschermt tegen regen, zoals het college stelt, betekent niet dat de luifel niet kan worden aangemerkt als zonwering. Het voorgaande brengt met zich dat het college niet bevoegd was handhavend op te treden tegen de luifel op grond van de artikelen 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, en 2.3a, eerste lid van de Wabo. De rechtbank heeft dat niet onderkend.
Het betoog slaagt."

Dus, omdat de luifel inklapbaar is en bevestigd is aan een gevel met onder andere als doel om de zon op de gevel te weren moet de luifel beschouwd worden als een zonwering. Dat de luifel in volledig uitgeklapte vorm bijna net zo groot is als de omvang van het terras en ook dient om de terrasbezoekers tegen de regen te beschermen maakt dit niet anders. De luifel is (ook) een zonwering en daarom omgevingsvergunningvrij. Burgemeester en wethouders mogen dus niet handhavend optreden tegen de luifel.

Bron: AbRvS 14 oktober 2015 ECLI:NL:RVS:2015:3157 

maandag 12 oktober 2015

Bestemmingsplan moet voldoende parkeergelegenheid garanderen

In een bestemmingsplan opnemen dat sprake moet zijn van 'voldoende parkeergelegenheid' is volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State niet voldoende. Zo blijkt uit een recente uitspraak van de Afdeling.

In het bestemmingsplan "KPN Campus Fockema Andreaelaan, Rubenslaan e.o." is in artikel 8 opgenomen dat de voor verschillende bestemmingen aangewezen gronden op grond van het bepaalde in de planregels daarvoor slechts mogen worden bebouwd en gebruikt onder de voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid voor auto’s en fietsen wordt gerealiseerd of in stand gehouden.

De Afdeling zegt hierover in rechtsoverweging 14.4:  
"Voor zover de raad met artikel 8 van de planregels heeft beoogd met gebruikmaking van artikel 3.1.2, tweede lid, van het Bro, een planregel te formuleren die ertoe leidt dat bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor bouwen zal worden getoetst aan het gemeentelijk parkeerbeleid en de daarbij behorende parkeernormen, overweegt de Afdeling als volgt. Uit de planregels volgt niet dat bij de invulling van het begrip ‘voldoende parkeergelegenheid’ in artikel 8 aan dit beleid dient te worden getoetst. Voorts is - anders dan artikel 3.1.2, tweede lid, onder a, van het Bro voorschrijft - in de planregel niet aangegeven op de uitoefening van welke bevoegdheid artikel 8 van de planregels betrekking heeft. Gelet hierop biedt artikel 8, van de planregels onvoldoende waarborg om te worden gehanteerd als toetsingsnorm bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning."

Oftewel: alleen opnemen dat sprake moet zijn van 'voldoende parkeergelegenheid' biedt niet voldoende waarborgen.

De Afdeling geeft ook meteen de oplossing:
"De parkeerkwestie kan in zoverre met gebruikmaking van artikel 3.1.2, tweede lid, onder a, van het Bro, in het bestemmingsplan worden geregeld door in een bestemmingsplanregel neer te leggen dat bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen, de regel geldt dat voldoende parkeergelegenheid voor auto’s en fietsen wordt gerealiseerd; dat voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de "Nota Parkeernormen Fiets en Auto" die als bijlage 1 bij de parkeernota "Stallen en Parkeren 2013" hoort, en dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging."

Dus: vul de betreffende planregel aan met een expliciete verwijzing naar het geldende parkeerbeleid binnen de eigen gemeente en koppel hieraan ook eventuele toekomstige wijzigingen.

Bron: AbRvS 9 september 2015 ECLI:NL:RVS:2015:2837

maandag 5 oktober 2015

Natura 2000: Bestemmingsplan Buitengebied Opsterland gedeeltelijk vernietigd

Op verzoek van Natuurvereniging Geaflecht heeft Advocatenkantoor Hoen beroep ingesteld tegen het vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied Opsterland. Met succes. Nadat vorig jaar al het schorsingsverzoek van de vereniging was toegewezen, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het bestemmingsplan Buitengebied Opsterland op 16 september 2015 gedeeltelijk vernietigd.

Reden voor het beroep waren de vergaande uitbreidingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven ten nadele van de Natura 2000-gebieden in de gemeente Opsterland:  Van Oordt's Mersken, Wijnjeterper Schar en Bakkenveense Duinen, en nabij het plangebied: Alde Feanen, Deelen, Sneekermeergebied, Fochtelooërveen, Drents Friese Wold en Leggelderveld. In de onderzochte Natura 2000-gebieden zijn de achtergrondwaarden voor stikstofdepositie namelijk nu al hoger dan de kritische depositiewaarden.

In de Aanvulling plan-MER is de stikstofdepositie als gevolg van de maximale uitbreidingsmogelijkheden van agrarische bedrijven en intensieve veehouderijen bepaald en afgezet tegen de referentiesituatie van 7 december 2004. Hieruit blijkt dat de stikstofbijdrage in de zowel binnen als buiten het plangebied gelegen Natura 2000-gebieden toeneemt en wordt geconcludeerd dat significant negatieve effecten als gevolg van het plan niet kunnen worden uitgesloten en het plan daarmee in strijd is met de Nbw.

De gemeenteraad heeft desondanks besloten om in het bestemmingsplan uitbreidingen van grondgebonden veehouderijen en intensieve veehouderijen onder voorwaarden zo toe te staan, dat de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden volgens de raad niet worden aangetast.

De Afdeling denkt hier anders over: "In het onderhavige geval is uitgegaan van 7 december 2004 als referentiedatum terwijl, zoals ter zitting door de raad is bevestigd, niet vast staat dat de depositie die is berekend met inachtneming van die datum overeenkomt met de feitelijke depositie ten tijde van de planvaststelling. Nu bij het vaststellen van het plan niet de juiste referentiesituatie is gehanteerd, moet worden vastgesteld dat het plan reeds hierom in strijd is met artikel 19j van de Nbw. Het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de vaststelling van uitbreidingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven en intensieve veehouderijen zoals neergelegd in artikel 3, lid 3.4, aanhef en onder a en b, en artikel 3, lid 3.8, aanhef en onder a, sub 1, van de planregels, komt dan ook voor vernietiging in aanmerking."

De Afdeling kan ook kort zijn over  de algemene gebruiksregel van artikel 28, lid 28.1, onder e, van de planregels en de hierop geformuleerde uitzonderingen in artikel 28, lid 28.2, onder a, van de planregels, die volgens de raad zijn bedoeld om de benodigde zekerheid kunnen geven dat als gevolg van het plan geen aantasting van de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden zal optreden:

"Zoals hiervoor is overwogen onder 5.5 dient de feitelijke situatie ten tijde van de vaststelling van het plan als referentiesituatie te worden gehanteerd. De raad heeft niet inzichtelijk gemaakt dat de stikstofemissie in de feitelijke situatie ten tijde van de vaststelling van het plan overeenkomt met de stikstofemissie in de bestaande situatie als bedoeld in artikel 1, lid 1.12, onder b van de planregels, te weten de stikstofemissie als vergund vóór 7 december 2004 dan wel de stikstofemissie zoals vergund in een natuurbeschermingswetvergunning. Nog daargelaten wat moet worden verstaan onder de stikstofemissie als vergund in een natuurbeschermingswetvergunning, valt gelet hierop, niet uit te sluiten dat met de op grond van artikel 28, lid 28.1, onder e, toegelaten toename van stikstofemissie geen toename zal plaatsvinden ten opzichte van de feitelijke situatie ten tijde van de vaststelling van het plan. Dit betekent dat de ingevolge artikel 19j van de Nbw vereiste zekerheid dat geen aantasting van de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden zal optreden, met artikel 28, lid 28.1, onder e, van de planregels niet is gegeven."

Tot slot verklaart de Afdeling ook het beroep van de vereniging met betrekking tot  artikel 28, lid 28.2, onder a, van de planregels gegrond: "Artikel 28, lid 28.2, onder a, van de planregels strekt ertoe, zoals de raad ter zitting heeft bevestigd, dat een toekomstige uitbreiding van een agrarisch bedrijf of intensieve veehouderij zal worden toegestaan als bij de beoordeling van die uitbreiding in het kader van de Nbw 1998 door het daartoe bevoegde gezag, het college van gedeputeerde staten, blijkt dat die uitbreiding niet in strijd is met die wet. De raad miskent hiermee dat, zoals overwogen in de uitspraak van de Afdeling van 6 augustus 2014 in zaak nr. 201207794/1/R4, uit de bewoordingen van artikel 19j, eerste, tweede en derde lid, van de Nbw volgt dat de in artikel 19j bedoelde beoordelingen moeten worden verricht vóórdat het plan wordt vastgesteld en moeten worden verricht door het tot die planvaststelling bevoegde bestuursorgaan; in het geval van een bestemmingsplan door de raad. Overigens miskent de raad hiermee tevens dat, zoals volgt uit de uitspraak van 6 mei 2015 in zaak nrs. 201307326/1/R4 en 201307331/1/R4, de uitzonderingen genoemd onder artikel 28, lid 28.2, onder a, sub 1 en 2, van de planregels betrokken dienen te worden bij de door het college van burgemeester en wethouders te verrichten toets of een aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen in overeenstemming is met de bestemming.
Nu de in artikel 28, lid 28.2, onder a, vermelde uitzonderingen niet vóór de vaststelling van het plan door de raad zijn beoordeeld, ontbreekt ook in zoverre de ingevolge artikel 19j van de Nbw vereiste zekerheid dat als gevolg van het plan geen aantasting van de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden zal optreden. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat ook artikel 28, lid 28.2, onder a, van de planregels is vastgesteld in strijd met artikel 19j van de Nbw. Het beroep van de Vereniging is op dit punt eveneens gegrond."

De Afdeling heeft daarom de bepalingen uit het bestemmingsplan die de uitbreidingen van agrarische bedrijven of intensieve veehouderijen toestaan vernietigd. Natuurvereniging Geaflecht is met succes opgekomen voor de belangen van de Natura 2000-gebieden en Advocatenkantoor Hoen feliciteert haar met dit succes.

Uitspraak: ABRvS 16 september 2015 ECLI:NL:RVS:2015:2939

maandag 10 augustus 2015

Wob: verzoeker hoeft niet om specifieke documenten te vragen

Met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) kan iedereen inzage vragen in overheidsinformatie, bijvoorbeeld over beleid of een bepaalde handelwijze. Overheidsinformatie is in beginsel openbaar.

Uit het Wob-verzoek moet duidelijk blijken waarover informatie wordt gevraagd. Hoe duidelijk dit moet zijn was onderwerp van een geschil waarover de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 15 juli 2015 uitspraak heeft gedaan.

In deze zaak werd door de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) een verzoek om documenten openbaar te maken afgewezen. Het ging om een beoordelingsverslag dat in het jaarverslag 2011 van de KBvG was genoemd en een positief beoordelingsverslag van een met naam genoemd lid van de KBvG. Het bezwaar van de verzoeker tegen de afwijzing en vervolgens diens beroep bij de rechtbank werden allebei ongegrond verklaard. Vervolgens legt appellant de zaak voor aan de Afdeling. Die overweegt het volgende.

"Het uitgangspunt van de Wob is een informatiestelsel, wat betekent dat een verzoeker niet om specifieke documenten hoeft te vragen (Kamerstukken II 1987/88, 19 859, nr. 3, blz. 9 en 24, en nr. 6, blz. 13). Dit uitgangspunt is neergelegd in artikel 3, eerste lid, van de Wob. Voorts is een bestuursorgaan gehouden naar aanleiding van een verzoek om informatie over een bestuurlijke aangelegenheid de documenten waarin de informatie is neergelegd te verzamelen en deze met toepassing van de Wob voor zover mogelijk openbaar te maken (Kamerstukken II 1987/88, 19 859, nr. 6, blz. 13). Het beoordelingsverslag van het college heeft betrekking op het toetsingsverslag van de auditor. In bezwaar heeft [appellant sub 2] verklaard dat het verzoek betrekking heeft op de kwaliteitsbewaking door de KBvG ten aanzien van de in het verzoek genoemde gerechtsdeurwaarder. Derhalve moet het er voor worden gehouden dat het verzoek niet alleen betrekking heeft op het beoordelingsverslag. Nu het door het college gegeven beoordelingsverslag een oordeel bevat over het toetsingsverslag, heeft het bestuur het verzoek om informatie over de kwaliteitsbewaking ten aanzien van de in het verzoek genoemde gerechtsdeurwaarder ten onrechte beperkt geacht tot het beoordelingsverslag. Niet van belang is of het toetsingsverslag en het beoordelingsverslag als één document moeten worden gezien, aangezien de Wob niet vereist dat wordt verzocht om specifieke documenten. Gelet hierop heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat [appellant sub 2] pas ter zitting heeft betoogd dat ook het toetsingsverslag openbaar moet worden gemaakt en dat dit betoog daarom wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing moet worden gelaten."

Kortom, omdat de Wob uitgaat van een informatiestelsel, hoeft er bij een verzoek om informatie niet om specifieke documenten te worden gevraagd. Het bestuursorgaan moet de documenten met de gevraagde informatie verzamelen en openbaar maken. Het doet er hierbij niet toe of bepaalde verslagen als één document moeten worden gezien.

Bron: AbRvS 15 juli 2015 ECLI:NL:RVS:2015:2263

maandag 27 juli 2015

Bospaden zijn geen openbare wegen

Wanneer sprake is van een openbare weg in de zin van de Wegenwet en de weg privé-eigendom is, dan kan de eigenaar aan de gemeenteraad vragen om de weg aan de openbaarheid te onttrekken. Dit recht geldt voor elke belanghebbende.

Stichting Het Nationale Park De Hoge Veluwe is eigenares van het Otterlose Bos. Het bos is opengesteld voor recreatie tussen zonsopkomst en zonsondergang op wegen en paden, maar niet voor gemotoriseerd verkeer. De Boveneindseweg is opgenomen op de wegenlegger van 1971, de overige paden in het bos niet.
 
De stichting heeft verzocht om het deel van de Boveneindseweg dat zich in het bos bevindt en de overige paden in het bos aan het openbaar verkeer te onttrekken, voor zover rechtens vereist. De stichting heeft het verzoek ingediend omdat zij het bos aan het Nationale Park De Hoge Veluwe wil toevoegen. Door de onttrekking kan het bos omrasterd worden en het raster tussen het bos en het park weggehaald worden, waardoor een aaneengesloten natuurgebied met vrije doorgang voor grofwild ontstaat, overeenkomstig het provinciale beleid. De stichting stelt dat het bos beschermd natuurgebied is en dat de verstoring ervan in het belang van de bescherming van de dieren en de habitatten zo veel mogelijk dient te worden vermeden. Het onttrekken van de weg aan de openbaarheid zal leiden tot verlichting van de recreatiedruk op het bos, waardoor het leefklimaat van dieren en de kwaliteit van de habitatten zullen toenemen, aldus de stichting.

Nadat de gemeenteraad het verzoek van de stichting had afgewezen, is de stichting hiertegen in beroep gegaan bij de Commissie voor Administratieve Geschillen van de provincie Gelderland, waar de stichting gelijk kreeg. Vervolgens zijn de gemeenteraad, vereniging Otterlo’s Belang, Camping De Wije Werelt,  DroomPark De Zanding B.V. en anderen bij de rechtbank in beroep gegaan, omdat zij de weg en paden open willen houden ten behoeve van de recreatie en onttrekking tot financieel nadeel zou leiden. 

Het staat niet ter discussie dat sprake is van overlast en vernielingen door ATB-ers, fietsers en crossmotoren. De rechtbank meent echter dat dit op een andere manier kan worden teruggedrongen dan door onttrekking aan de openbaarheid en verklaart de beroepen gegrond. Hiertegen heeft de stichting hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

De Afdeling komt tot een ander oordeel dan de rechtbank door het belang van de stichting bij bescherming van haar eigendommen tegen onrechtmatige inbreuken daarop en bij bescherming en ontwikkeling van de natuur zwaarder te wegen: "De omstandigheid dat er andere mogelijkheden zouden zijn om overlast en vernielingen door ATB-ers, fietsers en crossmotoren terug te dringen en dat er andere mogelijkheden zouden zijn om een open wildbaan te realiseren dan door onttrekking van de weg aan de openbaarheid, biedt geen grond voor het oordeel dat de commissie aan de belangen van de stichting bij bescherming van haar eigendommen tegen onrechtmatige inbreuken daarop en bij bescherming en ontwikkeling van de natuur, geen betekenis heeft mogen toekennen". Het doet er ook niet toe dat zich geen ernstige incidenten hebben voorgedaan, of dat het om weinig incidenten gaat of dat de gemeente enkele keren per week toezicht houdt.

Ten aanzien van de overige paden oordeelt de Afdeling: "De overige paden in het bos zijn, anders dan de weg, niet opgenomen op een wegenlegger. Door de stichting is onweersproken gesteld dat het hier gaat om louter recreatieve bospaden die grillig en veranderlijk van aard zijn en deels opgaan in de natuur. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de Afdeling niet gesproken worden van paden die een functie vervullen ten behoeve van het afwikkelen van het openbaar verkeer. De rechtbank heeft derhalve ten onrechte overwogen dat de overige paden in het bos openbare wegen in de zin van de Wegenwet zijn."

Kortom als een bospad niet in de wegenlegger is opgenomen en verder ook alleen een recreatieve functie heeft dan is geen sprake van een openbare weg in de zin van de Wegenwet en is onttrekking aan de openbaarheid niet nodig.

Bron: AbRvS 15 juli 2015 ECLI:NL:RVS:2015:2241

maandag 13 juli 2015

Rechtbank verbiedt gebruik vangkraal, nek omdraaien en geweer overdag bij doden ganzen

De provincie Gelderland had goedkeuring verleend aan het Faunabeheerplan Ganzen 2014-2019 en ontheffingen verleend om de grauwe gans, brandgans en koolgans te verontrusten, te vangen en te doden met onder andere als doel om schade aan gewassen te voorkomen.

De ontheffingen zijn volgens de rechtbank terecht verleend met uitzondering van de ontheffingen voor het gebruik van verschillende middelen, te weten de vangkraal, nek omdraaien en vergassing (CO2).

De stichting Faunabescherming en Vogelwerkgroep stelden dat er geen vergunningen voor het gebruik van vangkralen, nek omdraaien en CO2 verleend mochten worden. Deze stelling had succes. Omdat hiervoor geen wettelijke grondslag bestaat, mogen deze middelen niet worden gebruikt. Dit geldt ook voor het gebruik van het geweer vanaf een half uur voor zonsopgang tot een half uur na zonsondergang.

De rechtbank vernietigt daarom het besluit van de provincie op deze punten. Omdat het gebruik van CO2 per 1 juni 2015 is toegestaan, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het besluit op dit onderdeel in stand. Dat wil zeggen dat de Faunabeheereenheid dat middel mag gebruiken.

Bron: Rechtbank Gelderland 25 juni 2015 ECLI:NL:RBGEL:2015:4141

maandag 29 juni 2015

Bevestiging melding op grond van APV is geen besluit

Wanneer in de APV (Algemene Plaatselijke Verordening) van een gemeente een meldingenstelsel is opgenomen, dan is de bevestiging van zo'n melding geen besluit. Dit heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State nogmaals bevestigd naar aanleiding van een zaak waarin burgemeester en wethouders van Hellendoorn de melding van ZININ Theater & Cultuur voor het houden van zeven activiteiten in het openluchttheater te Nijverdal schriftelijk heeft bevestigd.

Wat is een besluit?
Dit is geregeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb): onder besluit wordt verstaan een schriftelijke beslissing van het bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

Waarom de bevestiging van een melding geen besluit is
Artikel 4:3, eerste lid, van de betreffende APV voorziet in een melding in verband met algemene regels. De Afdeling zegt hierover: "In dit meldingenstelsel vloeit het rechtsgevolg voort uit de wet omdat de melding geen voorwaarde is voor de gelding van de algemene regels. Deze regels zijn zonder nader afwegingsmoment van toepassing. De bevestiging van de melding verschaft de melder het bewijs dat de melding heeft plaatsgevonden maar brengt geen rechtsgevolg met zich. Gelet hierop zijn de brief van 3 juli 2012 en de brief van 15 augustus 2012 geen besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Awb."

Hoe zit het dan met de rechtsbescherming van omwonenden?
Daar zegt de Afdeling het volgende over: "Voor zover [appellant] stelt dat op deze wijze rechtsbescherming ontbreekt in het geval het college zijn eigen regels overtreedt en bijvoorbeeld meldingen accepteert die in strijd zijn met de regels overweegt de Afdeling dat de in artikel 4:3, eerste lid, van de Apv opgenomen algemene regels door het college dienen te worden gehandhaafd en dat belanghebbenden bij overtreding van deze algemene regels een verzoek om handhaving kunnen indienen."

Kortom, op de betreffende melding op grond van de APV zijn de algemene regels van de APV van toepassing. Wordt hieraan niet voldaan dan kunnen belanghebbenden een handhavingsverzoek indienen.

Bron: AbRvS 17 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1884

maandag 22 juni 2015

Wijziging Activiteitenbesluit: meer bedrijven en activiteiten niet meer vergunningplichtig

Het Activiteitenbesluit gaat veranderen. In de ‘vierde tranche’ wordt het Activiteitenbesluit uitgebreid met bedrijfstakken en activiteiten. Hierdoor vallen nog meer bedrijven volledig onder de algemene regels van het Activiteitenbesluit en vervalt de verplichting tot een omgevingsvergunning milieu. Voor sommige activiteiten is nog wel een Omgevingsvergunning Beperkte Milieutoets (OBM) nodig.

De grootste groepen bedrijven waarvoor in de meeste gevallen de omgevingsvergunning milieu vervalt zijn:
  • Ziekenhuizen
  • Gieterijen
  • Defensie-inrichtingen
  • Hondenkennels, volières en dierentuinen
  • Asbestverwijderingsbedrijven
  • Producenten van petfood
Daarnaast komen twee besluiten, een regeling en een richtlijn in het Activiteitenbesluit:
  • Besluit LPG-tankstations
  • Besluit hefschroefvliegtuigen ziekenhuizen
  • Regeling op-, overslag en distributie benzine milieubeheer
  • Het normatieve deel van de Nederlandse emissierichtlijn lucht (NeR)
Verder zijn er aanpassingen ter verduidelijking van voorschriften, verlichting van lasten en reparatiepunten. Zo komt het specifieke overgangsrecht van hoofdstuk 6 in de paragrafen per activiteit in hoofdstuk 3 en 4 van het besluit en de regeling te staan. Ook komen er erkende energiebesparende maatregelen in de Activiteitenregeling.

Voor de volgende activiteiten komen er nieuwe voorschriften in het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling en vervalt in de meeste gevallen de vergunningplicht.
  • smelten en gieten van metalen
  • opslaan of bewerken van ontplofbare stoffen of voorwerpen bij defensie-inrichtingen
  • schieten op buitenschietbanen
  • kleinschalig vergisten van uitsluitend dierlijke meststoffen (monovergisting)
  • dierencrematoria
  • hondenkennels, volières en dierentuinen
  • opslag van verwijderd asbest
  • enkele activiteiten met mergel, grind en kalk (winnen, breken, malen, zeven of drogen)
  • bloemenververijen
  • veredelen van textiel
  • bewerken en verven van bont en leer
Voor een aantal andere activiteiten is de vergunningplicht vervallen zonder dat daarvoor nieuwe voorschriften worden ingevoerd. Dit kan zijn omdat die voorschriften al in het besluit staan of omdat er geen voorschriften nodig zijn. Het betreft:
  • opslag van diverse afvalstoffen van werkzaamheden buiten de inrichting
  • ziekenhuizen
  • sport- en recreatiebedrijven (grotendeels) en terreinen voor modelvliegtuigen
  • assemblage van motorvoertuigen
  • productie van spaanplaat, triplex, MDF en dergelijke
  • petfood-bedrijven
  • vullen kleine gasflessen met zuurstof
  • vullen gasflessen met verstikkende gassen
  • meelfabrieken
  • opslaan van cacao
  • afmeren van zeegaande veerboten
  • bewerken en opslaan hars
  • kweken ongewervelde dieren, behalve schelpdieren in oppervlaktewater en maden van vliegende insecten
De vierde tranche treedt naar verwachting in de tweede helft van 2015 in werking met een apart inwerkingtredingsbesluit.

Bron:  Infomil.

maandag 15 juni 2015

Pas op met recreatief verhuren van te koop staande woning!

Het gebeurt regelmatig. Een woning staat al enige tijd te koop en de eigenaar is verhuisd. Zolang de woning nog niet is verkocht betaalt de eigenaar dubbele woonlasten. Daarom wordt er overgaan tot verhuur van de woning aan derden. Dit kan op grond van de Leegstandswet, maar hoe zit het met de verhuur van de woning als recreatieverblijf?

De Raad van State heeft hier uitspraak over gedaan op 3 juni 2015. Doorslaggevend is wat er in het bestemmingsplan staat. Als de woning voor woondoeleinden is bestemd, dan levert recratief verhuren strijdigheid met het bestemmingsplan op. Zo vond ook de gemeente die de woningeigenaar een dwangsom oplegde. De woningeigenaar was het hier niet mee eens en legde de zaak uiteindelijk aan de hoogste bestuursrechter voor.

De Raad van State is het in deze zaak met de rechtbank eens dat een woning volgens het bestemmingsplan een zekere duurzaamheid van het gebruik met zich meebrengt. Verhuren van de woning aan derden als recreatieverblijf valt hier niet onder en is dus in strijd met het geldende bestemmingsplan. De gemeente heeft terecht een last onder dwangsom opgelegd om de illegale verhuur te beëindigen, zo vindt de Raad van State.

Alleen als sprake is van bijzondere omstandigheden kan van handhaving worden afgezien. Bijvoorbeeld als handhaving onevenredige gevolgen met zich meebrengt. De aangevoerde argumenten van de eigenaar dat de woning al lange tijd te koop staat en hoge kosten met zich brengt en de kwaliteit van leefomgeving afneemt zodra aan de opgelegde last wordt voldaan aangezien de woning in dat geval leeg zal staan, ziet de Raad van State niet als onevenredige gevolgen.

De eigenaar moet dus de illegale verhuur beëindigen. Gebeurt dit niet op tijd, dan moet een dwangsom worden betaald en blijft ook de verplichting om de illegale verhuur te beëindigen bestaan.

Vindplaats van de uitspraak:  ABRvS 3 juni 2015 ECLI:NL:RVS:2015:1750

maandag 8 juni 2015

Verschoonbare termijnoverschrijding: verschillende versies ontwerpbestemmingsplan

Zienswijzen tegen een ontwerpbestemmingsplan moeten binnen de voorgeschreven termijn van 6 weken zijn ingediend. Beroep tegen een bestemmingsplan is alleen mogelijk als eerst een zienswijze is ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan, anders wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard. In dit geval hadden appellanten niet binnen de termijn een zienswijze ingediend, toch acht de Raad van State het beroep van appellanten ontvankelijk. Wat was er gebeurd?

De gemeenteraad van Marum had het ontwerpbestemmingsplan "Herziening bestemmingsplan buitengebied" ter inzage gelegd. De kennisgeving van de terinzagelegging was zowel in de Staatscourant als in het AchtDorpenNieuws gedaan. In beide publicaties stond dat het ontwerpplan in digitale vorm is te raadplegen via de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl, en via de gemeentelijke website, www.marum.nl. 
 
Appellanten hebben een schermafdruk overgelegd waarop een pdf-versie is te zien van de verbeelding van het ontwerpplan via de website van de gemeente. Op de overgelegde verbeelding is ter plaatse van de door hen bedoelde percelen wel een bestemmingsvlak "Wonen" opgenomen, maar een aanduiding waaruit volgt dat binnen dat bestemmingsvlak, naast de al bestaande woning van appellanten, een tweede woning zou worden toegestaan, ontbrak. Appellanten hadden daarom geen reden gezien om een zienswijze in te dienen.
 
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

"Nu in de publicaties waarin de terinzagelegging van het ontwerpplan werd aangekondigd daarvoor naar een specifieke vindplaats op de website van de gemeente werd verwezen, mochten appellanten er naar het oordeel van de Afdeling op vertrouwen dat de verbeelding die langs die weg kon worden geraadpleegd het ontwerp van het plan weergaf zoals dat ter inzage is gelegd. Dat, zoals is komen vast te staan, de digitale verbeelding van het ontwerpplan die vanaf 7 februari 2014 via www.ruimtelijkeplannen.nl kon worden geraadpleegd wel een aanduiding "maximum aantal wooneenheden: 2" bevatte brengt in het voorgaande geen verandering, omdat niet in redelijkheid van appellanten kon worden gevergd dat zij, voordat zij een beslissing zouden nemen over het al dan niet indienen van een zienswijze tegen het ontwerpplan, alle versies van dat plan die konden worden geraadpleegd op de verschillende in de officiële publicaties vermelde vindplaatsen onderling zouden vergelijken.
Uit het voorgaande volgt dat appellanten redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt van het feit dat zij geen zienswijze hebben ingediend, zodat daarin geen aanleiding bestaat de beroepen niet-ontvankelijk te verklaren."

Kortom, wanneer de gemeente zelf een specifieke vindplaats van de verbeelding publiceert, in dit geval op haar website, en deze afwijkt van de juiste verbeelding op ruimtelijkeplannen.nl, dan kan dit niet aan appellanten worden tegengeworpen. Zij mogen erop vertrouwen dat de juiste verbeelding op de gemeentelijke website is geplaatst en hoeven de verbeeldingen op de verschillende websites niet te vergelijken.

ABRvS 20 mei 2015 ECLI:NL:RVS:2015:1599

maandag 1 juni 2015

RIVM onderzoekt gezondheidsrisico's bestrijdingsmiddelen voor omwonenden

Goed nieuws voor wie in het buitengebied woont. Meer in het bijzonder als er vlakbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. Het RIVM gaat onderzoek doen naar de (gezondheids-)risico's van bestrijdingsmiddelen voor omwonenden. Dit kan gaan leiden tot teeltvrije zones. Met name omwonenden in gebieden met bollenteelt vragen al langer aandacht voor de risico's die de (verspreiding van) bestrijdingsmiddelen met zich meebrengen.

Meer info: Rijksoverheid.nl

maandag 11 mei 2015

Geen omgevingsvergunning aangevraagd, wel concreet zicht op legalisering

Wanneer wordt gebouwd zonder de vereiste omgevingsvergunning dan kan dit leiden tot handhavend optreden van het college van burgemeester en wethouders, tenzij concreet zicht op legalisering bestaat. Hiervan is sprake als legalisering mogelijk is en er een aanvraag voor de vereiste omgevingsvergunning is ingediend.

De Raad van State heeft hier nu een aanvulling op gemaakt. Ook als nog geen concrete daarop gerichte aanvraag is ingediend dient het desbetreffende bestuursorgaan de vraag of legalisering mogelijk is zelfstandig te beantwoorden. Hierbij is van belang of er onwil bestaat om een omgevingsvergunning aan te vragen.

"Wanneer legalisering van de situatie tot de mogelijkheden behoort, kan niettemin concreet zicht daarop ontbreken, bijvoorbeeld indien de overtreder weigerachtig is een aanvraag ter legalisering in te dienen. Niet is gebleken dat [wederpartij] weigerachtig is een aanvraag in te dienen voor de vereiste omgevingsvergunning. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het college eerder aan [wederpartij] heeft medegedeeld dat het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning zinloos was. Het college heeft zich derhalve ten onrechte op het standpunt gesteld dat nu een aanvraag om zodanige vergunning ontbreekt geen grond bestaat om wegens concreet zicht op legalisering van handhavend optreden af te zien.", aldus de Raad van State.

In dit geval waren een keuken en sanitaire voorzieningen gebouwd zonder omgevingsvergunning. Dit was in strijd met het bestemmingsplan. Het overgangsrecht van het bestemmingsplan stond gedeeltelijk vernieuwen of veranderen van een bouwwerk wel toe. De bouw van de keuken en sanitaire voorzieningen viel onder gedeeltelijk vernieuwen of veranderen. Legalisering was dus mogelijk.  Er was geen omgevingsvergunning aangevraagd omdat het college had meegedeeld dat dit zinloos was. Vervolgens ging het college handhaven. Hier stak de Raad van State en stokje voor.

Kortom, als er geen omgevingsvergunning is aangevraagd omdat het college heeft gezegd dat dit zinloos is terwijl dit niet zo is, dan mag het college niet handhaven onder het mom dat concreet zicht op legalisering zou ontbreken.

Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 april 2015.

maandag 13 april 2015

Fout gemeente: klacht

"Waar wordt gewerkt worden fouten gemaakt." Dat klopt. Het betekent niet dat daarmee de kous af is. Ter illustratie het volgende waar gebeurde verhaal van Advocatenkantoor Hoen.

Namens een klant had ons kantoor bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Assen. Ter behandeling van het bezwaar was vorige week een hoorzitting gepland in het stadhuis van de gemeente Assen. Wij verschenen ruim op tijd, maar moesten na ruim anderhalf uur wachten onverrichter zake huiswaarts te keren. De reden? Men was ons mis gelopen.

De hoorzitting zou na 17.00 uur uur plaatsvinden, oftewel buiten kantoortijd. Wij hadden daarom via de intercom in het stadhuis binnen moeten worden gelaten. Dit gebeurde niet. Er reageerde niemand op de intercom. Wij werden uiteindelijk door een vertrekkend persoon binnen gelaten. Vervolgens had een baliemedewerker ons moeten doorsturen naar de bezwarencommissie op de bovenverdieping. Ook dit gebeurde niet. Er was geen baliemedewerker. Sterker nog de hele balie was al donker. Na verschillende personen te hebben aangesproken wist een medewerker ons te vertellen dat we in de centrale hal moesten wachten tot we zouden worden opgehaald. Ook dit gebeurde niet. Na een kwartier niet, na een half uur niet en na bijna anderhalf uur wachten nog steeds niet. Ondertussen was de bezwarencommissie niet telefonisch bereikbaar. En zonder pasje is het niet mogelijk zelf naar de bezwarencommissie te lopen. Na anderhalf uur wachten verscheen een commissielid dat ons vertelde dat de bezwarencommissie onze zaak zonder ons had behandeld, omdat we niet waren verschenen. Daar viel die avond niets meer aan te veranderen, omdat de commissieleden al waren vertrokken. Wel werden ons meteen excuses aangeboden voor de miscommunicatie met de balie. Inmiddels is er ook een nieuwe datum voor de hoorzitting.

Omdat deze gemeentelijke fout ertoe had geleid dat wij voor niets waren verschenen en voor niets anderhalf uur hadden gewacht en dus voor niets kosten hadden gemaakt, heeft ons kantoor mede namens de klant een klacht ingediend bij de gemeente Assen. Hierop is voortvarend gereageerd met excuses, met uitleg hoe het mis heeft kunnen gaan én met de toezegging dat onze kosten zullen worden vergoed. Wij gaan er van uit dat de toezegging vlot gestand zal worden gedaan.

Bent u ook gedupeerd door een fout van uw gemeente of een andere overheid? Neemt u dan vrijblijvend contact met ons op.

Meer weten over de belevenissen van Advocatenkantoor Hoen? Volg ons dan via Twitter of Facebook.

maandag 23 maart 2015

Naheffingsaanslag door overname parkeerkaartje

Het overnemen van een gebruikt parkeerkaartje waar nog genoeg tijd op staat is minder onschuldig dan het lijkt. Zo blijkt uit een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 maart 2015. Door de overname van het parkeerkaartje wordt de verschuldigde parkeerbelasting niet betaald en mag er dus een naheffingsaanslag worden opgelegd. In dit geval van € 60,50. Een aardig gebaar leidt zo tot een duur parkeerkaartje.

Vindplaats van de uitspraak: Rechtbank Gelderland 15 maart 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:1853

maandag 16 maart 2015

Tip: Volg het advies van een ambtenaar dat bezwaar maken geen zin heeft niet blindelings op

Het komt geregeld voor dat er naar aanleiding van een genomen besluit door bijvoorbeeld een gemeentebestuur navraag wordt gedaan bij een ambtenaar. Denkt u aan een verleende vergunning waar u meer over wilt weten. Wij ontvangen af en toe signalen dat mensen dan wordt geadviseerd om geen bezwaar te maken omdat dit toch geen zin zou hebben.

Nu kan het zo zijn dat het advies verkeerd begrepen is, maar het kan ook zijn dat het advies niet juist is. Als u het niet eens bent met een besluit, maar u denkt door het advies dat bezwaar maken geen zin heeft, dan is het verstandig om dit binnen de bezwarentermijn door een ter zake deskundige jurist uit te laten zoeken. Het is belangrijk om dit binnen de bezwarentermijn te doen omdat te late indiening van een bezwaarschrift bijna altijd leidt tot niet-ontvankelijkheid. Dit betekent dat uw bezwaarschrift niet wordt behandeld. In het ergste geval kunt u dan niets meer tegen het besluit doen.

Wilt u meer weten over het indienen van een bezwaarschrift neemt u dan vrijblijvend contact met ons op.

Deze tip heeft op 27 februari 2015 op de Facebook pagina van Advocatenkantoor Hoen gestaan: Tip van de week


maandag 9 maart 2015

Nieuw juridisch inloopspreekuur Gorredijk succes

Het nieuwe gratis juridisch inloopspreekuur dat afgelopen vrijdag van start ging bij de bibliotheek in Gorredijk is een succes.

Vanaf 6 maart 2015 wordt door mr. Moira Hoen van Advocatenkantoor Hoen, mr. Brenda van Lee van Advocatenkantoor Van Lee en mr. Ellis van Wieren van Rjocht advocatuur en mediation elke vrijdag een gratis inloopspreekuur gehouden bij de bibliotheek.

Het spreekuur werd de eerste keer meteen goed bezocht en bleek te voldoen aan een bestaande behoefte aan laagdrempelig toegankelijk juridisch advies. De aftrap werd gedaan door Moira Hoen. Aankomende vrijdag zal het spreekuur worden waargenomen door Brenda van Lee.

Het spreekuur is toegankelijk voor iedereen met een juridische vraag.

Waar: bibliotheek Gorredijk, Schansburg 1
Wanneer: elke vrijdag van 17.30 tot 19.30 uur

maandag 23 februari 2015

Klant Advocatenkantoor Hoen na bijna 7 jaar procederen ook door Raad van State in het gelijk gesteld

Stichting Platform Berend Botje heeft na bijna 7 jaar procederen ook bij de Raad van State gelijk gekregen dat ten onrechte een ontheffing is verleend voor de aanleg van het Westerdiepsterdalkanaal. Vanwege de lange duur van de procedure heeft de Raad van State de stichting bovendien een schadevergoeding toegekend van 2000 euro. Mr. Moira Hoen van Advocatenkantoor Hoen heeft deze klant vanaf het begin bijstaan.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 18 februari 2015 zelf de ontheffing geweigerd voor het Westerdiepsterdalkanaal in Hoogezand-Sappemeer. Het gaat om een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet die de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie in juni 2008 verleende aan de provincie Groningen voor de aanleg van het kanaal.  De stichting was tegen de ontheffing in beroep gekomen bij de Afdeling bestuursrechtspraak.

Door de aanleg van het kanaal verdween het leefgebied van de strikt beschermde libellensoort de groene glazenmaker. Dit is niet toegestaan zonder een ontheffing van de Flora- en faunawet. De staatssecretaris vond dat de ontheffing verleend kon worden omdat het project Van Turfvaart naar Toervaart, waarvan de aanleg van het Westerdiepsterdalkanaal een klein deel uitmaakte, van groot belang was voor de werkgelegenheid, er geen alternatief was en ter compensatie een sloot zal worden ingericht als leefgebied voor de groene glazenmaker.

Over de compensatiesloot hebben diverse deskundigen rapporten geschreven, die allemaal door de stichting konden worden weerlegd. De Raad van State is er daarom niet van overtuigd dat de beoogde 'compensatiesloot' zo kan worden ingericht dat die geschikt is voor de groene glazenmaker. In het bijzonder de waterkwaliteit is niet geschikt voor krabbenscheer, een waterplantensoort die het leefgebied van de groene glazenmaker vormt, aldus de Afdeling bestuursrechtspraak. Ook zes jaar na het verlenen van de ontheffing komt nog steeds geen krabbenscheer voor in de sloot.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft daarom het besluit van de staatssecretaris vernietigd. Gelet op de lange duur van de procedure waarin de staatssecretaris sinds juni 2008 vier keer in de gelegenheid is gesteld om meer onderzoek te doen en het besluit beter te motiveren, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak nu besloten de ontheffing alsnog te weigeren. Hierdoor beschikt het project niet meer over de benodigde Flora- en faunawetontheffing.

De staatssecretaris moet nog wel een nieuw besluit nemen op het handhavingsverzoek dat de stichting eerder in de procedure deed. Dit moet binnen twaalf weken gebeuren. Als de stichting of de provincie het niet eens zijn met dat besluit kunnen zij daartegen direct beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak.

Bron: Persbericht Raad van State 18 februari 2015
Volledige uitspraak: ABRvS 18 februari 2015 201211251/2/A3

maandag 16 februari 2015

Pro forma hoger beroep geeft recht op vergoeding van verleende rechtsbijstand

In het bestuursrecht is het niet ongewoon om pro forma hoger beroep in te stellen. Er wordt dan wel binnen de beroepstermijn hoger beroep ingesteld, maar de gronden kunnen later worden ingediend. Voor mensen die gebruik maken van een gefinancierde rechtsbijstand worden na afloop van de procedure de kosten voor verleende rechtsbijstand door de Raad voor Rechtsbijstand vergoed. Dit laatste heeft de Raad voor Rechtsbijstand in dit geval geweigerd.

Waar ging het om? Bij de ongeldigverklaring van een rijbewijs is rechtsbijstand verleend. Hiervoor zijn bij de Raad voor Rechtsbijstand drie afzonderlijke toevoegingen aangevraagd, en gekregen, voor het maken van bezwaar bij het bestuursorgaan, voor het instellen van beroep bij de rechtbank en voor het instellen van hoger beroep bij de Raad van State. De Raad voor Rechtsbijstand vond in dit geval dat het hoger beroep van adviserende aard was en viel onder het bereik van de toevoeging die voor het beroep bij de rechtbank was verleend, omdat het hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard wegens het ontbreken van gronden. Onjuist, volgens de Raad van State, want dat strookt niet met de Wet op de rechtsbijstand en het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000. Hierin is bepaald dat een toevoeging geldt voor de behandeling van een procedure in één instantie en de rechtbank, waarbij het beroep is ingediend, en de Afdeling verschillende instanties zijn. Bovendien staat een kennelijke niet-ontvankelijkverklaring van een hoger beroep, zoals in dit geval is gebeurd, evenmin in de weg aan het toekennen van een vergoeding.

Kortom: een ingediend pro forma beroep dat niet-ontvankelijk is verklaard vanwege het ontbreken van gronden geeft recht op vergoeding van de kosten voor verleende rechtsbijstand.

Bron: ABRvS 28 januari 2015 ECLI:NL:RVS:2015:222

maandag 9 februari 2015

Verzoek om herziening onherroepelijke uitspraak bestuursrechter moet binnen 1 jaar

De bestuursrechter kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State hanteert hierbij als uitgangspunt dat een verzoek om herziening niet onredelijk laat mag zijn ingediend. Uit oogpunt van rechtszekerheid en rechtseenheid heeft de Afdeling een grens gesteld aan de mogelijkheid om herziening te vragen, die door alle hoogste bestuursrechters zal worden toegepast. Voor het "onredelijk laat"-criterium geldt nu als regel één jaar.

Dit betekent dat de indiening van een verzoek om herziening als onredelijk laat wordt aangemerkt, indien het verzoek is ingediend meer dan een jaar na het bekend worden met de daarin gestelde nova dan wel, indien geen nova zijn gesteld, na de datum van openbaarmaking van de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht.

In uitzonderlijke gevallen kan deze termijn te lang zijn, bijvoorbeeld in meerpartijengeschillen of als een besluit in stand is gebleven waarbij aan een of meer belanghebbenden toestemming is verleend om bepaalde activiteiten te verrichten. In zulke uitzonderlijke gevallen zal een termijn gelden van drie maal zes weken.

De Afdeling bevestigt tot slot dat een verzoek om herziening van een uitspraak over een punitieve sanctie niet aan een termijn gebonden is.

Bron: ABRvS 28 januari 2015 ECLI:NL:RVS:2015:310

maandag 2 februari 2015

Geen vrije advocaatkeuze bij gefinancierde rechtsbijstand

Het recht op vrije advocaatkeuze is niet onbeperkt. Geldt dit recht wel bij rechtsbijstandverzekeraars. Het recht op vrije advocaatkeuze gaat niet op voor mensen die een beroep doen op gefinancierde rechtsbijstand, ook wel toevoeging genaamd. Advocaten die gefinancierde rechtsbijstand verlenen staan ingeschreven bij de Raad voor Rechtsbijstand (RvR). Voor sommige rechtsgebieden gelden daarbij specifieke inschrijvingseisen om de specialisatie te waarborgen, bijvoorbeeld voor Personen- en familierecht. Alleen de advocaten die aan die specifieke eisen voldoen kunnen worden gekozen voor dat betreffende rechtsgebied.

Dit heeft de Raad van State op 21 januari 2015 nogmaals in een uitspraak bevestigd. Deze uitspraak is te vinden onder 201405096/1/A2.

maandag 26 januari 2015

Raad van State verduidelijkt vereisten ingebrekestelling

Wie een aanvraag bij een bestuursorgaan indient, bijvoorbeeld bij het college van burgemeester en wethouders van een gemeente, wil daar zo snel mogelijk een besluit op ontvangen. De Algemene wet bestuursrecht kent hier regels voor. Zo moet een bestuursorgaan binnen de wettelijke termijn een besluit nemen. Als er geen wettelijke termijn geldt dan moet het besluit binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag worden genomen.

Wanneer er niet op tijd een beschikking op de aanvraag wordt gegeven dan verbeurt het bestuursorgaan een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, met een maximum van 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 20 per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 30 per dag en de overige dagen € 40 per dag.

Hierbij is dus van belang dat het bestuursorgaan in gebreke is. Dit is het geval wanneer twee weken na de wettelijke beslistermijn zijn verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen. Vanaf dat moment is het bestuursorgaan de dwangsom verschuldigd is.

Van een ingebrekestelling is sprake als duidelijk is dat de belanghebbende het bestuursorgaan maant om alsnog een bepaald besluit te nemen. Volgens de Raad van State is dit het geval als 1)  het voldoende duidelijk is op welke aanvraag het geschrift betrekking heeft, 2) de belanghebbende (aanvrager) stelt dat het bestuursorgaan niet tijdig op de aanvraag heeft beslist en 3) de belanghebbende (aanvrager) erop aandringt dat die beslissing alsnog wordt genomen.

Heeft u nog vragen over het in gebreke stellen van een bestuursorgaan, neemt u dan vrijblijvend contact met ons op.

Bron: ABRvS 24 december 2014 201402074/1/A3

maandag 19 januari 2015

Tegen (ontbreken) gemeentelijke reactie op melding nu ook bezwaar mogelijk

De gemeente kan op verschillende manieren reageren op een melding zoals de melding voor het aanleggen van een uitrit. De gemeente kan met de melding instemmen. Dit kan ze doen binnen de voorgeschreven termijn of daarbuiten. De gemeente kan de melding ook weigeren om te accepteren. Dit moet binnen de voorgeschreven termijn anders geldt het toch als een stilzwijgende instemming met de melding, oftewel een instemming van rechtswege.

Tegen deze reacties van de gemeente op een melding kon geen bezwaar worden gemaakt. Hier heeft de Raad van State vorige week verandering in gebracht. Niet alleen de instemming van een gemeentebestuur met een melding binnen de voorgeschreven termijn, maar ook de instemming van rechtswege door afloop van die termijn, geldt nu als een besluit. Dit betekent dat tegen zulke besluiten bezwaar kan worden gemaakt bij het gemeentebestuur en vervolgens beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter.

De Raad van State heeft ook nog een oordeel gegeven over de publicaties van zulke besluiten. De instemming of weigering door het gemeentebestuur wordt nu namelijk alleen bekendgemaakt door verzending van het besluit aan de melder zelf. Het gemeentebestuur hoeft zo'n besluit niet extern te publiceren. Een instemming van rechtswege hoeft ook niet te worden gepubliceerd. Hierdoor is onduidelijk of en zo ja, wanneer anderen dan de melder op de hoogte zijn van de inhoud van het besluit. Om te voorkomen dat de melder, mogelijk gedurende langere tijd, rekening moet houden dat bezwaar en beroep kan worden aangetekend, geeft de Afdeling bestuursrechtspraak in overweging om voortaan dit soort besluiten altijd te publiceren.

Tot slot heeft de Raad van State geoordeeld dat een meldingenstelsel waarin niet alle reacties voor bezwaar en beroep vatbaar zijn, ook mogelijk is. In dat geval zal de gemeente duidelijk moeten kiezen voor een systeem met algemene regels waarbij de gemelde handeling mag doorgaan als aan de voorschriften in de algemene regels wordt voldaan.

Bron: Persbericht Raad van State 14 januari 2015.

Rapen kievitseieren in Fryslân voorlopig niet toegestaan

De kogel is door de kerk. Ook in Fryslân is het rapen van kievitseieren niet meer toegestaan, zo heeft de Raad van State beslist. De kievitenpopulatie is sinds 1996 flink gedaald en komt niet meer algemeen in het Friese grasland voor.

Het rapen van kievitseieren is verboden. In Fryslân werd op dit verbod een uitzondering gemaakt, omdat het hier in de provincie als traditie gold. GS (gedeputeerde staten) van Fryslân hadden daarom ontheffing verleend, zodat het rapen toch mogelijk was. De Faunabescherming was het hier niet mee eens en had bezwaar gemaakt, beroep ingesteld en uiteindelijk dus hoger beroep bij de Raad van State.

Omdat GS onvoldoende hebben onderzocht of de staat van instandhouding van de kievit in Friesland gunstig is en daarom een ontheffing kon worden verleend van het verbod kievitseieren te rapen, heeft de Raad van State de ontheffing geschorst. GS moeten een nieuw besluit nemen waartegen beroep mogelijk is. Het is dus mogelijk dat te zijner tijd de Raad van State tot een ander oordeel komt.

Bron: Persbericht Raad van State 14 januari 2015

maandag 5 januari 2015

Beste wensen 2015

Advocatenkantoor Hoen zal ook in 2015 de actualiteiten van met name het omgevingsrecht in korte blogs samenvatten aan de hand van interessante uitspraken en het laatste nieuws over wet- en regelgeving.

Het team van Advocatenkantoor Hoen wenst al zijn lezers en volgers via social media een voorspoedig en interessant 2015!