Blog

maandag 11 augustus 2014

ABRvS: Praktijkruimte in tuinhuis is niet toegestaan

Een beroep aan huis uitoefenen komt veel voor. Meestal levert dat geen probleem op, vooral als het bestemmingsplan dat toestaat. In dit geval is hier discussie over.

Wat is er aan de hand? De buren van onze klant hebben op het perceel tegenover hun woning en naast de woning van onze klant een tuinhuis laten bouwen. Het tuinhuis wordt door hen gebruikt als praktijkruimte ten behoeve van psychotherapie en mental coaching voor hun cliënten. Onze klant is het hier niet mee eens. Volgens hem is een tuinhuis niet bedoeld om een praktijk in uit te oefenen en valt dit niet niet onder een aan-huis-verbonden beroep zoals bedoeld in het bestemmingsplan. Onze klant ondervindt overlast van de cliënten van de buren. Hij vraagt het college van burgemeester en wethouders  daarom om het bestemmingsplan te handhaven en het gebruik van het tuinhuis als praktijkruimte te verbieden. Het college weigert dit en verklaart zijn bezwaarschrift hiertegen ongegrond. Ook de rechtbank verklaart zijn beroep ongegrond. De Afdeling bestuursrecht van de Raad van State denkt er heel anders over en verklaart het hoger beroep van onze klant wel gegrond. Waarom?

Volgens de Afdeling staat in het bestemmingsplan weliswaar dat een aan-huis-verbonden beroep in of bij een woonhuis is toegestaan, maar niet wat onder 'bij een woonhuis' moet worden verstaan. Volgens de Afdeling moet er een ruimtelijke relatie bestaan  tussen de ruimte voor het aan-huis-verbonden-beroep en het woonhuis. Dit is het geval wanneer de uitoefening van dat beroep plaatsvindt op hetzelfde perceel als waarop het woonhuis is gelegen. De Afdeling zoekt vervolgens aansluiting bij het begrip "bouwperceel" uit het bestemmingsplan. Hieronder wordt verstaan: een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

De gronden waarop het woonhuis van de buren is gelegen en de gronden waarop het tuinhuis is gelegen, zijn afzonderlijke kadastrale percelen. Tussen het woonhuis en het tuinhuis ligt een openbare weg. De Afdeling constateert dat het woonhuis en het tuinhuis niet op een aaneengesloten stuk grond en dus ook niet op één bouwperceel staan. De uitoefening van de praktijk in het tuinhuis vindt dan ook niet plaats bij het woonhuis als bedoeld in in het bestemmingsplan en is dus ook niet te beschouwen als de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep als bedoeld in het bestemmingsplan. De Afdeling is het met onze klant eens dat het gebruik van het tuinhuis door de buren in strijd was met het bestemmingsplan. Het college was dus wel degelijk bevoegd om handhavend op te treden toen onze klant erom vroeg.

De Afdeling vernietigt zowel de uitspraak van de rechtbank als het besluit van het college, zodat onze klant met terugwerkende kracht toch nog gelijk krijgt. De Afdeling kent hem een proceskostenvergoeding toe die door het college moet worden betaald en ook de door hem betaalde griffierechten in beroep en hoger beroep moeten door het college worden vergoed. Eind goed al goed voor onze klant.

Uitspraak: ABRvS 6 augustus 2014 201309662/1/A4