Blog

maandag 15 december 2014

Bouwvergunning onaantastbaar: bouwplan kan niet meer gewijzigd worden

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft al eerder uitgemaakt dat een bouwplan niet meer kan worden gewijzigd als de bouwvergunning die voor het oorspronkelijke bouwplan is afgegeven inmiddels onaantastbaar is geworden.

De Raad van State heeft dit recent ook nog bevestigd in een zaak waarin het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland weigerde om handhavend op te treden vanwege een gebouw dat in strijd met de bouwvergunning was gebouwd. Er waren inmiddels revisietekeningen aan het bouwplan toegevoegd waardoor de overtreding was opgeheven, zo redeneerde het college.

De Raad van State was het hier niet mee eens. Omdat de revisietekeningen waren toegevoegd nadat de bouwvergunning onaantastbaar was geworden, kon een wijziging van het bouwplan niet meer aan de orde zijn. Het college had dus een beginselplicht om te handhaven.

In dit geval bleek dat niet nodig omdat het om een marginale wijziging ging en de bouwvergunning niet was gewijzigd. Bovendien ging het feitelijke geschil om een eigendomskwestie die te maken had met de precieze erfgrens waarvoor een civiele procedure liep.

Bron: ABRvS 19 november 2014 ECLI:NL:RVS:2014:4168

maandag 8 december 2014

Informatieblad van Ministerie BZK over nieuwe vergunningvrij bouwen

Per 1 november 2014 zijn de regels voor vergunningvrij bouwen ingrijpend veranderd. Het ministerie heeft een informatieblad uitgegeven waarin wordt uitgelegd in welke gevallen er wel en in welke gevallen er niet een omgevingsvergunning nodig is. De informatie wordt verduidelijkt met voorbeelden en tekeningen en is te raadplegen via onderstaande link.

Bron: Informatieblad 'Bij een hoofdgebouw behorende bouwwerken Aan- en uitbouwen, bijgebouwen, mantelzorgwoningen, carports, serres, plantenkassen'

maandag 1 december 2014

Voorzieningenrechter schorst bestemmingsplan Buitengebied Opsterland

Op 28 november 2014 heeft de voorzieningenrechter van de Raad van State op verzoek van onze cliënte  Natuurvereniging Geaflecht (voorheen Vereniging voor Natuurbescherming Gorredijk e.o.) het bestemmingsplan Buitengebied Opsterland geschorst. Aanleiding hiervoor zijn de Natuurbeschermingswet (Nbw) en de Flora- en faunawet (Ffw).

Voor wat betreft de Natuurbeschermingswet heeft de Raad van State eerder al overwogen dat uit de bewoordingen van artikel 19j, eerste, tweede en derde lid, van de Nbw volgt dat de hierin bedoelde beoordelingen moeten worden verricht voordat het desbetreffende plan wordt vastgesteld, en dat ze moeten worden verricht door het bestuursorgaan dat bevoegd is het besluit tot vaststelling te nemen; in het geval van een bestemmingsplan door de raad. De voorzieningenrechter vervolgt: "Nu de planregeling onder meer, in artikel 28, lid 28.2, aanhef en onder a, sub 4, van de planregels, gebruik toestaat indien daarvoor van het desbetreffende bevoegd gezag een Nbw-vergunning wordt verkregen, heeft de raad gebruik toegestaan waarvan hem bij de vaststelling van het plan niet bekend was welk gebruik dat is en dat door hem niet als zodanig is beoordeeld in het plan-MER. Reeds gelet hierop bestaat twijfel of met deze regeling wordt voldaan aan de eisen van artikel 19j van de Nbw."

Voor wat betreft de Flora- en faunawet overweegt de voorzieningenrechter dat een eventuele vrijstelling of ontheffing op grond van de Ffw in het kader van die procedure wordt beoordeeld, maar dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen, indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. De voorzieningenrechter vervolgt: "In paragraaf 3.3 van het Ecologisch onderzoek buitengebied wordt geadviseerd om voor verlichting aangepaste lichtarmaturen te gebruiken om lichtuitstraling naar het omringende gebied te voorkomen. In paragraaf 5.5 van het plan-MER wordt vermeld dat zonder maatregelen om de lichtuitstraling te beperken een grote lichtuitstraling naar de omgeving zal plaatsvinden, die effect kan hebben op onder meer natuur. De raad heeft ter zitting erkend dat hij heeft beoogd in afwachting van de totstandkoming van bedoeld convenant, waarbij hij geen partij is en waarvan de voortgang hem niet bekend is, ten aanzien van mogelijke verstoring van beschermde diersoorten door verlichting geen regeling in het plan op te nemen. Gelet op het vorenstaande bestaat twijfel of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de Ffw op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat."

De voorzieningenrechter wijst op de twijfels en de complexiteit van deze zaak en op de aard en omvang van de ontwikkelingen in het bestemmingsplan en oordeelt dat nader onderzoek vereist is waarvoor deze spoedprocedure zich niet leent. Omdat er al vijf aanvragen voor een bouwvergunning (omgevingsvergunning om te bouwen) zijn ingediend en inwerkingtreding van het bestemmingsplan tot onomkeerbare gevolgen kan leiden, schorst de voorzieningenrechter het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan Buitengebied treedt dus voorlopig niet in werking. De uitspraak in beroep moet te zijner tijd uitwijzen of het bestemmingsplan wel of niet of gedeeltelijk in werking zal treden.

Bron: voorzieningenrechter ABRvS 28 november 2014 201407427/2/R4

zaterdag 29 november 2014

Nieuwe regels vergunningvrij bouwen: illegaal gebouwde serre mag blijven staan

Afgelopen 1 november zijn de regels voor vergunningvrij bouwen ingrijpend gewijzigd om het bouwen eenvoudiger te maken. Deze regels zijn te vinden in Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor). De nieuwe regels hebben niet alleen gevolgen voor nieuwbouw, maar kunnen ook gevolgen hebben voor gebouwen die in strijd met de oude regels zijn gebouwd.

De Raad van State heeft op 19 november 2014 geoordeeld dat een serre die zonder de vereiste omgevingsvergunning was gebouwd toch mag blijven staan omdat volgens de nieuwe regels voor een dergelijke serre geen omgevingsvergunning meer vereist is.

Bron: ABRvS 19 november 2014 201310870/1/A4

zondag 2 november 2014

Bij planschade gemaakte redelijke deskundigenkosten moeten worden vergoed

Wie planschade claimt bij de overheid en zich daarbij laat bijstaan door een deskundige  moet deze kosten vergoed krijgen. Het moeten wel redelijke kosten zijn. Voor het indienen van een zienswijze vindt de Raad van State een uurtarief van € 195,00 exclusief btw  wel redelijk, maar een tijdsbesteding van 27,5 uur niet. Dit zou 16 uren mogen zijn, aldus de Raad van State. De tarieven van het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn in dit geval niet van toepassing.

Bron: ABRvS 24 september 2014 ECLI:NL:RVS:2014:3509

maandag 20 oktober 2014

'Betere bescherming grondrechten nodig in bestuursrecht'

Op initiatief van de Rechtspraak heeft onderzoek plaatsgevonden naar  de eisen die het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens stelt aan overheidsoptreden en hoe die eisen worden toegepast in Nederland. 
 
Uit het onderzoek blijkt dat de bestuursrechter nadrukkelijker een rol moet krijgen bij de toetsing van overheidsoptreden dat inbreekt op de grondrechten van burgers. Grondrechten zijn rechten die burgers de vrijheid geven om zonder bemoeienis van de overheid te leven.
 
De onderzoekers signaleren een wildgroei van bestuursambten die tot handhaven en straffen bevoegd zijn. Hierdoor is ook een betere bescherming van de grondrechten in het bestuursrecht noodzakelijk, waaronder een onafhankelijke rechterlijke toetsing vooraf. In het bestuursrecht vindt de toetsing nu meestal achteraf plaats.
 
Door toegenomen bevoegdheden zoals preventief fouilleren, toezicht door het afleggen van huisbezoeken en het weigeren van vergunningen op basis van de Wet Bibob kunnen bestuursorganen (bijvoorbeeld gemeenten) diep ingrijpen op de grondrechten van burgers. Als bestuurders steeds meer mogelijkheden krijgen om zelf ingrijpende sancties op te leggen dan moet een onafhankelijke rechter dit vooraf kunnen toetsen, zo vinden de onderzoekers.

De onderzoekers concluderen dat de grondrechten van burgers in het strafrecht soms beter beschermd zijn dan in het bestuursrecht bij vergelijkbare inbreuken. Daarvoor is geen goede reden te bedenken en het is ook niet in overeenstemming met de gelijke behandelingsnormen van het EVRM.
 
Bron en link naar het onderzoek ’Adequate rechtsbescherming bij grondrechtenbeperkend overheidsingrijpen’: Rechtspraak.nl

maandag 13 oktober 2014

Nieuw: de burenrechter

Burenruzies zijn aan de orde van de dag. De overhangende takken van een boom, verminderde lichtinval door de bouw van een schuur, het geluid van blaffende honden of kraaiende hanen, dit kunnen allemaal redenen zijn voor irritaties tussen buren.

Burenruzies lijken op het eerste oog vaak onschuldig, maar kunnen flink uit de hand lopen. Zo erg dat de politie er aan te pas moet komen en uiteindelijk de rechter. Voor deze conflicten is er nu een speciale rechter. Deze burenrechter komt ter plaatse kijken wat het probleem is en probeert de buren via een gesprek zelf een oplossing te laten vinden. Als dat niet lukt, doet hij binnen drie maanden een uitspraak.

Wanneer de politie, een woningbouwvereniging of een andere bemiddelaar er niet meer uit komen, kunnen zij de burenrechter inschakelen. Buren kunnen de procedure niet zelf starten, maar ze moeten het er wel mee eens zijn dat het conflict aan de burenrechter wordt voorgelegd. De burenrechter is alleen bedoeld voor particulieren en niet voor ondernemers. Het project loopt in de gemeenten die vallen onder de arrondissementen Midden-Nederland en Oost-Brabant. Buren die deelnemen betalen ieder 38,50 euro aan griffierechten. 

Tegen de beslissing van de Burenrechter kan geen hoger beroep worden ingesteld, tenzij de buren voor de start van de procedure gezamenlijk afspreken dat er wel hoger beroep mogelijk is. Voor die procedure bij het gerechtshof hebben de buren wel een advocaat nodig.

Meer informatie over de burenrechter vindt u op Rechtspraak.nl

Bent u betrokken bij een (dreigende) burenruzie en lukt het niet om een oplossing te vinden, dan is Advocatenkantoor Hoen u graag van dienst. Neem voor een gratis kennismakingsgesprek contact met ons op via 0513-460600 of per e-mail: info@advocatenkantoorhoen.nl

maandag 6 oktober 2014

Sneller schadevergoeding bij overschrijden redelijke termijn door bestuursrechter

Als een procedure langer duurt dan redelijk is en de oorzaak hiervan bij de bestuursrechter ligt, dan kunnen belanghebbenden nu eenvoudiger en sneller een schadevergoeding krijgen.  De versnelling wordt mogelijk gemaakt doordat bij veel overschrijdingen van de redelijke termijn de Raad voor de rechtspraak niet meer om een standpunt zal worden gevraagd.

Het gaat dan om zaken waarin de schadevergoeding niet meer dan 5000 euro bedraagt en waarbij geen belangrijke rechtsvragen aan de orde zijn. In deze zaken ziet de minister voortaan af van verweer.

Als de termijn overschreden wordt door toedoen van het bestuursorgaan, bijvoorbeeld een gemeente, dan veroordeelt de bestuursrechter deze tot het vergoeden van de geleden schade.

De versnelde procedure is vastgelegd in een beleidsregel van het ministerie van Veiligheid en Justitie, die per 1 oktober is ingegaan.
 
Bron en link naar de betreffende beleidsregel: de Rechtspraak

maandag 29 september 2014

Vanaf 1 november wordt (ver-)bouwen eenvoudiger

Bewoners en bedrijven kunnen per 1 november eenvoudiger aan- of uitbouwen, bijgebouwen plaatsen of andere kleine bouwwerken aan de achterkant van een woning of ander hoofdgebouw neerzetten. Het vergunningvrij vergroten van het hoofdgebouw wordt bijvoorbeeld uitgebreid van 2,5 naar 4 meter en het wordt mogelijk om in het achtererf bij een woning een woongelegenheid voor mantelzorg te plaatsen. Daarnaast gaat vaker de korte (reguliere) procedure  van acht weken in plaats van zes maanden gelden voor de omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan. Die eenvoudige procedure gaat bijvoorbeeld gelden voor tijdelijke activiteiten tot een duur van 10 jaar.

De nieuwe (landelijk uniforme) regels bepalen een maximaal toelaatbare oppervlakte van bijbehorende bouwwerken (aan- of uitbouwen en bijgebouwen) bij een hoofdgebouw  waarvoor niet langer een omgevingsvergunning nodig is. Daarmee wordt het ook eenvoudiger om mantelzorgwoningen in de achtertuin te plaatsen, zodat bewoners bijvoorbeeld hun ouders kunnen verzorgen.

Met de nieuwe regels kunnen gemeenten straks eenvoudiger en sneller aanvragen afwikkelen voor vergunningen die in strijd zijn met het bestemmingsplan binnen bestaande gebouwen. Ook geldt dat voor tijdelijke afwijkingen tot een duur van 10 jaar. Het gaat dan bijvoorbeeld om noodwinkels of noodscholen. Met de nieuwe regels kunnen leegstaande kantoorgebouwen ook eenvoudiger een andere maatschappelijk gewenste functie krijgen. Kantoren kunnen op die manier sneller worden omgebouwd tot bijvoorbeeld studentenflats of (senioren)woningen.


Bron: Rijksoverheid.nl

maandag 22 september 2014

Bestuur van een stichting is bestuursorgaan wanneer een sterke inhoudelijke en financiële band bestaat met de overheid

Meestal denken we bij een bestuursorgaan aan (semi-)overheden. Volgens artikel 1.1 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet onder 'bestuursorgaan' worden verstaan: a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld of b. een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed. Openbaar gezag kan in principe alleen bij wettelijk voorschrift worden toegekend. Ontbreekt zo'n wettelijk voorschrift dan is een orgaan van een privaatrechtelijke rechtspersoon in beginsel geen bestuursorgaan.

De Raad van State heeft in twee uitspraken het begrip 'bestuursorgaan' verduidelijkt voor de situatie als bedoeld in artikel 1.1. lid 1 sub b van de Awb. In dit geval ging het om een tweetal stichtingen: het bestuur van Stichting bevordering kwaliteit leefomgeving Schipholregio en het bestuur van stichting Platform31.

Deze organen van privaatrechtelijke rechtspersonen verstrekken uitkeringen of  financiële voorzieningen en zijn bestuursorganen als de overheid de criteria voor het verstrekken van die uitkeringen of voorzieningen in beslissende mate bepaalt én die in overwegende mate financiert. De uitoefening van een overheids- of publieke taak is dus geen zelfstandig vereiste om een orgaan van een privaatrechtelijke rechtspersoon als bestuursorgaan aan te merken. "Uit de inhoudelijke en financiële band tussen een privaatrechtelijke rechtspersoon en een of meer bestuursorganen volgt immers dat deze bestuursorganen een bepaalde taak aan zich hebben getrokken", aldus de Raad van State.

De Raad van State komt overigens tot de conclusie dat het bestuur van Stichting bevordering kwaliteit leefomgeving Schipholregio en het bestuur van stichting Platform31 geen bestuursorganen zijn. De mededelingen die deze besturen aan twee inwoners van Kudelstaart en Utrecht hadden gedaan, zijn daarom geen besluiten waartegen bezwaar en (hoger) beroep kan worden ingediend.

De links naar beide uitspraken vindt u hier.


maandag 15 september 2014

Compensatie wegens vertraging vlucht: duur vertraging totdat vliegtuigdeur opent

Het komt geregeld voor dat een vlucht vertraagd is. De vlucht kan zozeer vertraagd zijn dat er recht op compensatie bestaat. In een recente uitspraak van het Europese Hof van Justitie kwam de vraag aan de orde of de vlucht bij aankomst 3 uren vertraagd was, want dan zou recht op compensatie van € 250,- bestaan. 

Volgens de luchtvaartmaatschappij bedroeg de vertraging 2.58 uur, want toen raakten de wielen van het vliegtuig het asfalt. Er zou volgens de luchtvaartmaatschappij dus geen compensatie hoeven te worden betaald. 

Het Hof van Justitie van de EU is het hier niet mee eens. Niet het moment dat de wielen het asfalt raken, maar het moment dat een van de vliegtuigdeuren wordt geopend en de passagiers het vliegtuig mogen verlaten is sprake van "aankomsttijd". In dit geval bereikte het vliegtuig zijn aankomststandplaats met 3.03 uur vertraging en opende de deuren vlak hierna.

Bron: persverklaring Europese Hof van Justitie 
Volledige uitspraak: Hof van Justitie van de Europese Unie 4 september 2014

maandag 8 september 2014

Wetsvoorstel aanpak woonoverlast

Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek ervaart een half miljoen Nederlanders zoveel hinder van hun rechtstreekse buren of omwonenden dat hun dagelijks leven daardoor ernstig wordt verstoord. De overlast kan effecten hebben op de psychische gesteldheid van omwonenden, die zich soms zelfs gedwongen zien om te verhuizen, aldus de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel. Om woonoverlast makkelijker aan te kunnen pakken zal de burgemeester extra bevoegdheid krijgen om in te grijpen.

Wat valt onder woonoverlast? Volgens de memorie van toelichting moet gedacht worden aan een hond die continu blaft, omwonenden die weigeren het portiek schoon te houden, buren die laat in de nacht luidruchtige gasten over de vloer hebben. 

De bevoegdheid van de burgemeester zal bestaan uit de mogelijkheid van specifieke gedragsaanwijzing. In deze aanwijzing staat dat de overlastgever bepaalde handelingen moet doen of juist moet nalaten. Er kan bijvoorbeeld bepaald worden dat de overlastgever slechts een beperkt aantal bezoekers per dag mag ontvangen, na een bepaalde tijd helemaal geen bezoekers meer mag ontvangen, zijn hond moet muilkorven of anderszins moet voorkomen dat de hond overlast veroorzaakt, het portiek leefbaar moet houden, geen luide muziek mag draaien, enzovoorts. Het gaat om maatwerk, aldus de memorie van toelichting.

De specifieke gedragsaanwijzing wordt mogelijk gemaakt door de volgende aanvulling in de Gemeentewet op te nemen:

Artikel 151d 

De raad kan bij verordening de burgemeester de bevoegdheid verlenen tot oplegging van een last onder bestuursdwang aan degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, indien door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf omwonenden ernstig worden gehinderd.

Of de burgemeester van een gemeente deze extra bevoegdheid krijgt wordt beslist door de betreffende gemeenteraad. Dit kan per gemeente verschillen.

Bron: voorstel Wet aanpak woonoverlast en Memorie van Toelichting

Ervaart u op dit moment woonoverlast en wilt u meer weten hoe dit kan worden aangepakt neem dan vrijblijvend contact met ons op. Wij helpen u graag verder. Bel 0513-460600 of e-mail: info@advocatenkantoorhoen.nl.

maandag 1 september 2014

Recht op een eerlijk proces in de Grondwet

Het recht op een eerlijk proces voor een onafhankelijke en onpartijdige rechter binnen een redelijke termijn is een algemeen grondrecht, maar op dit moment nog niet gewaarborgd in de Grondwet. Daar gaat met een wetsvoorstel tot wijziging van artikel 17 van de Grondwet verandering in komen. Hierdoor wordt de individuele rechtsbescherming op grondwettelijk niveau gegarandeerd.

Rechtzoekenden kunnen nu bij de rechter alleen een beroep doen op internationale verdragen die hun een recht op een eerlijk proces geven, zoals artikel 6 van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Als het wetsvoorstel in werking is getreden, kan daarnaast ook een beroep worden gedaan op artikel 17 van de Nederlandse Grondwet. De wetgever is gebonden aan deze grondwetsbepaling en moet ervoor zorgen dat dit grondrecht bij het maken van nieuwe wetgeving wordt gerespecteerd.

Iedereen kan tot 15 oktober 2014 reageren op het wetsvoorstel en op de memorie van toelichting.

Bron:  Overheid.nl

maandag 25 augustus 2014

Nieuwe bouwaanvraag indienen tijdens beroep tegen (onterechte) weigering bouwvergunning: toch 2x leges betalen

Voor het in behandeling nemen van een bouwaanvraag moet leges worden betaald. Dit wordt niet anders als er bij de weigering om een bouwvergunning te verlenen fouten zijn gemaakt.

Wat was er gebeurd? Belanghebbende diende een aanvraag in voor de bouw van een schuur. Hiervoor moest op grond van de gemeentelijke Legesverordening en Tarieventabel leges worden betaald. De bouwvergunning werd geweigerd. Tijdens de behandeling van het beroep vanwege de geweigerde bouwvergunning, diende de belanghebbende opnieuw een bouwaanvraag in die wel werd vergund. Ook hiervoor moest leges worden betaald. In beroep bleek de eerste bouwvergunning onterecht te zijn geweigerd omdat de bouwvergunning van rechtswege was verleend. De belanghebbende maakte daarom bezwaar tegen de tweede legesnota. Tevergeefs. Zowel de rechtbank als het gerechtshof oordelen dat voor het in behandeling nemen van een bouwaanvraag leges verschuldigd is.

Het Hof:

"Aangezien tussen partijen niet in geschil is dat de op 18 januari 2011 ingediende tweede aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning in behandeling is genomen, volgt daaruit dat het belastbare feit zich heeft voorgedaan en dat op grond van de Verordening en de Tarieventabel leges verschuldigd zijn geworden. Van een, zoals belanghebbende heeft gesteld, op hem uitgeoefende ongeoorloofde druk een tweede aanvraag in te dienen is het Hof niet gebleken. Belanghebbende heeft bewust ervoor gekozen een tweede aanvraag in te dienen in plaats van de uitkomst van de procedure tegen de weigering van de gemeente hem een bouwvergunning - naar aanleiding van de eerste aanvraag - te verlenen, af te wachten. De heffingsambtenaar was bovendien niet - zoals belanghebbende heeft gesteld en de heffingsambtenaar heeft bestreden - gehouden bij het in behandeling nemen van de tweede aanvraag aan belanghebbende te vragen of hij de eerste vergunning wenste in te trekken."

Door ervoor te kiezen om de tweede bouwaanvraag in te dienen zonder eerst de uitkomst van het beroep tegen de weigering van de eerste bouwvergunning af te wachten, is de tweede bouwaanvraag in behandeling genomen en moet de belanghebbende ook daarvoor leges betalen.

Bron: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 29 juli 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:6002

maandag 18 augustus 2014

Tip: gesubsidieerde rechtsbijstand voor rechtspersonen met milieu- of natuurdoelstelling

Stichtingen en verenigingen die zich tot doel hebben gesteld om zich in te zetten voor natuur, milieu en leefomgeving kunnen in aanmerking komen voor gesubsidieerde rechtsbijstand.

Er kan dan voordelig een gespecialiseerde advocaat worden ingeschakeld bij omgevingsrecht procedures. Denkt u aan bouwplannen, bestemmingsplannen, wegomleggingen enzovoorts. Zulke procedures zijn vaak ingewikkeld, tijdrovend en duren lang. Dan komt gespecialiseerde juridische hulp goed van pas.

Bij gesubsidieerde rechtsbijstand wordt alleen een eigen bijdrage betaald, die voor de stichtingen en verenigingen extra laag zijn. De overige advocaatkosten worden door de Raad voor Rechtsbijstand vergoed. Deze bijzondere gesubsidieerde rechtsbijstand heet 'milieutoevoeging'. Alleen bepaalde gespecialiseerde advocaten mogen een dergelijke milieutoevoeging aanvragen. Mr. Moira Hoen van Advocatenkantoor Hoen is een van die advocaten.

Stichtingen en verenigingen die aan de volgende criteria voldoen kunnen voor een milieutoevoeging in aanmerking komen:

- er is een milieu- of natuurdoelstelling in de statuten opgenomen;
- het eigen vermogen is lager dan 10.000,- euro.

Meer weten? Neem dan vrijblijvend contact met ons op voor een gratis kennismakingsgesprek. Telefoon: 0513 - 460600 of email: info@advocatenkantoorhoen.nl

maandag 11 augustus 2014

ABRvS: Praktijkruimte in tuinhuis is niet toegestaan

Een beroep aan huis uitoefenen komt veel voor. Meestal levert dat geen probleem op, vooral als het bestemmingsplan dat toestaat. In dit geval is hier discussie over.

Wat is er aan de hand? De buren van onze klant hebben op het perceel tegenover hun woning en naast de woning van onze klant een tuinhuis laten bouwen. Het tuinhuis wordt door hen gebruikt als praktijkruimte ten behoeve van psychotherapie en mental coaching voor hun cliënten. Onze klant is het hier niet mee eens. Volgens hem is een tuinhuis niet bedoeld om een praktijk in uit te oefenen en valt dit niet niet onder een aan-huis-verbonden beroep zoals bedoeld in het bestemmingsplan. Onze klant ondervindt overlast van de cliënten van de buren. Hij vraagt het college van burgemeester en wethouders  daarom om het bestemmingsplan te handhaven en het gebruik van het tuinhuis als praktijkruimte te verbieden. Het college weigert dit en verklaart zijn bezwaarschrift hiertegen ongegrond. Ook de rechtbank verklaart zijn beroep ongegrond. De Afdeling bestuursrecht van de Raad van State denkt er heel anders over en verklaart het hoger beroep van onze klant wel gegrond. Waarom?

Volgens de Afdeling staat in het bestemmingsplan weliswaar dat een aan-huis-verbonden beroep in of bij een woonhuis is toegestaan, maar niet wat onder 'bij een woonhuis' moet worden verstaan. Volgens de Afdeling moet er een ruimtelijke relatie bestaan  tussen de ruimte voor het aan-huis-verbonden-beroep en het woonhuis. Dit is het geval wanneer de uitoefening van dat beroep plaatsvindt op hetzelfde perceel als waarop het woonhuis is gelegen. De Afdeling zoekt vervolgens aansluiting bij het begrip "bouwperceel" uit het bestemmingsplan. Hieronder wordt verstaan: een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

De gronden waarop het woonhuis van de buren is gelegen en de gronden waarop het tuinhuis is gelegen, zijn afzonderlijke kadastrale percelen. Tussen het woonhuis en het tuinhuis ligt een openbare weg. De Afdeling constateert dat het woonhuis en het tuinhuis niet op een aaneengesloten stuk grond en dus ook niet op één bouwperceel staan. De uitoefening van de praktijk in het tuinhuis vindt dan ook niet plaats bij het woonhuis als bedoeld in in het bestemmingsplan en is dus ook niet te beschouwen als de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep als bedoeld in het bestemmingsplan. De Afdeling is het met onze klant eens dat het gebruik van het tuinhuis door de buren in strijd was met het bestemmingsplan. Het college was dus wel degelijk bevoegd om handhavend op te treden toen onze klant erom vroeg.

De Afdeling vernietigt zowel de uitspraak van de rechtbank als het besluit van het college, zodat onze klant met terugwerkende kracht toch nog gelijk krijgt. De Afdeling kent hem een proceskostenvergoeding toe die door het college moet worden betaald en ook de door hem betaalde griffierechten in beroep en hoger beroep moeten door het college worden vergoed. Eind goed al goed voor onze klant.

Uitspraak: ABRvS 6 augustus 2014 201309662/1/A4

maandag 4 augustus 2014

Voorzieningenrechter beveelt gemeente voetbalkooi te sluiten wegens onrechtmatige geluid- en trillinghinder

Voorzieningen voor de jeugd zoals skateramps en voetbalkooien kunnen grote overlast voor omwonenden veroorzaken. De meest gehoorde klachten zijn geluidsoverlast en overlast vanwege de aantrekkingskracht als hangplek voor jongeren.

In dit geval leidt een voetbalkooi al jaren tot overlast. Omwonenden hebben via de bestuursrechter geprobeerd het college van burgemeester en wethouders van Veenendaal tot handhaving te bewegen. Hoewel vaststaat dat sprake is van geluidshinder ontsnapt het college aan handhaving omdat het college tussentijds aan de gemeente Veenendaal ontheffing verleent van het verbod tot het veroorzaken van geluidhinder als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening. Het college heeft met de ontheffing namelijk openbare sport- en speelvoorzieningen en terreinen uitgezonderd van het verbod op – kort gezegd – het veroorzaken van geluidsoverlast.

De omwonenden hebben zich daarop tot de civiele kort geding rechter gewend. Nu met succes. Dat aan de Gemeente de genoemde ontheffing is verleend, brengt niet zonder meer mee dat de veroorzaakte hinder niet onrechtmatig is of kan zijn jegens eisers, aldus de voorzieningenrechter.

Zo blijkt uit drie akoestische onderzoeken dat sprake is van een sterke overschrijding van waarden die in de milieuwetgeving als maximaal toelaatbaar worden beschouwd. Verder is de voorzieningenrechter van oordeel dat dat voldoende aannemelijk is geworden dat de eisers dagelijks hinder ondervinden van het rumoer dat wordt veroorzaakt door het geschreeuw en gejoel van jongeren die zich in en nabij de voetbalkooi ophouden en als gevolg van trillingen die worden veroorzaakt door ballen die het gaas van de kooi en de doelen raken. Voor de voorzieningenrechter is het duidelijk dat de kinderen slecht slapen door deze hinder en daardoor slaperig op school verschijnen en dat eisers worden geïntimideerd door jongeren die zich na de sluitingstijd van 22.00 uur in en rond de voetbalkooi ophouden. Deze hinder als gevolg van rumoer en trillingen heeft invloed op het functioneren van hem en zijn gezinsleden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is deze hinder onrechtmatig jegens eisers en dient deze hinder te worden beëindigd.

De voorzieningenrechter beveelt de gemeente Veenendaal daarom om binnen vierentwintig uren de voetbalkooi af te (doen) sluiten vanaf 19.00 uur tot 6.00 uur van maandag tot en met zaterdag en op de gehele zondag, totdat partijen overeenstemming hebben bereikt over de voorwaarden waaronder de voetbalkooi mag worden gebruikt.

Waar de omwonenden via het bestuursrecht op een dood spoor belandden door de slimme truc van het college om via een ontheffing aan de gemeente aan handhaving te ontkomen, biedt het civiele recht de omwonenden alsnog soelaas.

Uitspraak KG 6 juni 2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:2338

maandag 28 juli 2014

Ook vergunningvrije bouwwerken moeten bij de welstandstoets worden betrokken

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een bouwwerk wordt alleen dit aangevraagde bouwwerk beoordeeld. Maar bij de welstandstoets moet ook rekening worden gehouden met de aanwezige bouwwerken, waaronder de vergunningvrije bouwwerken, omdat moet worden beoordeeld hoe het aangevraagde bouwwerk zich verhoudt tot zijn omgeving. Zo heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State nogmaals bevestigd.

In dit geval is een vergunning aangevraagd voor het bouwen van een tuinhuis, het maken van een balkon aan de achtergevel en het veranderen van de voorgevel op het perceel. Nadat de welstandscommissie negatief had geadviseerd is een omgevingsvergunning verleend voor het aangepaste bouwplan, namelijk het veranderen van de voorgevel en het oprichten van een tuinhuis met een oppervlakte van 24 m² dat ten dienste zal staan van de woonfunctie.

Appellante is het hier niet mee eens en voert aan dat het welstandsadvies niet aan de omgevingsvergunning ten grondslag mocht worden gelegd. In het welstandsadvies is geen rekening gehouden met de corridor, die het tuinhuis verbindt met het woonhuis en met het tuinhuis een ondeelbaar bouwwerk vormt. Volgens appellante is een welstandstoets alleen zinvol als daarbij het gehele bouwwerk wordt betrokken. Zij verwijst hiervoor naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 februari 2012, in zaak nr. 201106532/1/A1.

De Afdeling heeft in de betreffende uitspraak overwogen dat bij de welstandstoets rekening dient te worden gehouden met de aanwezigheid van zowel bouwwerken die met bouwvergunning als met blijvend aanwezige bouwwerken die zonder bouwvergunning zijn opgericht, daar deze categorieën bouwwerken beide tot de gebouwde omgeving behoren die bij de welstandstoets dient te worden betrokken.

De Afdeling geeft appellante daarom op dit punt gelijk en neemt daarbij in aanmerking dat zowel de feitelijk reeds aanwezige corridor als een deel van het feitelijk al aanwezige tuinhuis, die buiten de aanvraag zijn gelaten ten tijde van het besluit op bezwaar, waren gerealiseerd en dus bij de welstandstoets diende te worden betrokken. Op grond van artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wabo moet namelijk het tuinhuis niet alleen op zichzelf worden beschouwd, maar moet evenzeer worden beoordeeld hoe het tuinhuis zich verhoudt tot zijn omgeving, aldus de Afdeling.

Uitspraak: ABRvS 16 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2591

maandag 21 juli 2014

Wob: documenten bedoeld voor intern beraad hoeven niet openbaar gemaakt tenzij ze milieu-informatie bevatten

In juni 2011 heeft Greenpeace aan gedeputeerde staten van de provincie Groningen verzocht om alle documenten die betrekking hebben op de vergunningverlening voor de bouw van energiecentrales van Nuon/Vattenfall en Essent/RWE in de Eemshaven en de aanpassingen op en rond de Eemshaven van haven en vaargeul voor kolenschepen openbaar te maken. Bij besluit van 19 juli hebben GS dit verzoek gedeeltelijk afgewezen. Na bezwaar en beroep bij de rechtbank heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij uitspraak van 16 juli jl. duidelijkheid gegeven welke documenten wel en niet openbaar hoeven te worden gemaakt.

Intern beraad
Documenten die zijn bedoeld voor intern beraad binnen de overheid hoeven niet openbaar te worden gemaakt. Dit geldt ook voor documenten die van derden afkomstig zijn en zijn bedoeld voor intern beraad. Er is geen sprake van intern beraad als aan de documenten het karakter van advisering of gestructureerd overleg moet worden toegekend.

In deze zaak ging het concreet om bijlagen bij e-mails van en aan RWE, Nuon, Groningen Seaports en de door hen ingeschakelde adviseurs, en documenten met bijlagen betreffende overleg met de vergunninghouders RWE en Nuon die zijn gedeeld buiten bestuursorganen en de door hen ingeschakelde adviseurs. Het ging vooral om concepten van ingediende processtukken, zoals pleitnota’s en verweerschriften, en om zogenaamde "Vraag & Antwoord" documenten. Volgens de Afdeling vallen deze documenten onder intern beraad, en hoeven deze dus niet openbaar te worden gemaakt, omdat met de betrokken partijen is afgesproken dat de beraadslaging vertrouwelijk zou blijven. Dit geldt volgens de Afdeling ook indien een persoon of instelling een eigen belang behartigt in een beraad.

Milieu-informatie
Ook een memo van een ambtenaar van de provincie Groningen over de effecten van het verhogen van een schoorsteen van Nuon voor de depositie van SO2, NOx en NH3 op natuurterreinen, moet volgens de Afdeling in beginsel worden geacht te zijn opgesteld ten behoeve van intern beraad en persoonlijke beleidsopvattingen bevat. Het document bevat opvattingen, voorstellen, aanbevelingen of conclusies van een behandelend ambtenaar, waarvan de openbaarmaking mag worden geweigerd omdat ambtenaren de vrijheid dienen te hebben ongehinderd hun bijdrage te leveren aan de beleidsvoorbereiding of -uitvoering, en daarover te studeren, te brainstormen, anderszins te overleggen, nota's te schrijven, enzovoort. Maar omdat dit document milieu-informatie bevat waaronder informatie die betrekking heeft op emissies in het milieu ligt dit anders.

Onder milieu-informatie wordt onder meer verstaan: informatie die betrekking heeft op de toestand van elementen van het milieu en informatie over factoren die de elementen van het milieu aantasten of waarschijnlijk aantasten. Volgens de Afdeling is hierbij van belang dat daaronder alleen die documenten moeten worden verstaan die daadwerkelijk die informatie bevatten. Documenten die aan dergelijke informatie slechts refereren zonder dat ze zelf die informatie bevatten, vallen daar niet onder.

Ter zitting hebben GS kunnen aantonen dat die milieu-informatie al eerder was bekend gemaakt. GS hoeven daarom van de Afdeling de stukken die hieraan refereren of dezelfde milieu-informatie bevat niet openbaar te maken.

Kortom: alle documenten die alleen bedoeld zijn voor intern beraad, ook met derden en ook als die derden daarbij een eigen belang hebben, hoeven niet openbaar te worden gemaakt. Dit is anders wanneer die documenten milieu-informatie bevatten, tenzij er alleen aan milieu-informatie wordt gerefereerd en tenzij die milieu-informatie al eerder is openbaar gemaakt.
 
Uitspraak: ABRvS 16 juli 2014, 201307984/1/A3

maandag 14 juli 2014

Bezwaarschrift: bewust indienen naar antwoordnummer in plaats van opgegeven postbus leidt tot niet-ontvankelijkheid

De rechtbank Rotterdam maakt korte metten met een eiser die zijn bezwaarschriften regelmatig naar het antwoordnummer van de gemeente verzendt in plaats van de in de rechtsmiddelenclausule opgenomen postbus, ook al belet de Algemene wet bestuursrecht dit niet: zijn beroep is niet-ontvankelijk.

De rechtbank heeft laten meewegen dat de eiser regelmatig Wob-verzoeken indient, dat hij bewust kiest voor het antwoordnummer omdat hij niet alles wil doen wat het bestuursorgaan van hem vraagt. Bovendien heeft de gemeente hem al eerder laten weten bezwaarschriften die naar het antwoordnummer worden verstuurd niet meer in behandeling worden genomen, heeft de gemeente een heldere en betrouwbare procedure ingericht voor het maken van bezwaar en heeft de gemeente een groot belang bij het handhaven van een goed gestroomlijnde (post)procedure en dat eiser een professionele gemachtigde heeft die wordt geacht bekend te zijn met deze procedure en de voorschriften daarvan.

De rechtbank oordeelt daarom dat het bestuursorgaan het bezwaarschrift buiten behandeling mocht laten, en dat dit een feitelijke handeling is en geen rechtshandeling.  Tegen een feitelijke handeling is geen bezwaar mogelijk en daarom wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

Er is al langere tijd een tendens gaande dat de bestuursrechtspraak grenzen stelt aan het te pas en te onpas indienen van Wob-verzoeken, vaak alleen bedoeld om dwangsommen te innen wanneer te laat wordt beslist op dergelijke verzoeken. Inmiddels heeft de minister laten weten dat de dwangsom uit de Wob wordt gehaald. Of hierdoor de te goeder trouwe indieners van Wob-verzoeken zullen worden gedupeerd moet de toekomst uitwijzen.

Uitspraak:  Rechtbank Rotterdam 2 juli 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:5265

Vragen over deze uitspraak? Neem vrijblijvend contact met ons op.

maandag 7 juli 2014

Planschade: ook aantasting privacy bij meer dan 30 m afstand

De Raad van State heeft kort geleden geoordeeld dat bij de beoordeling van planschade ook rekening gehouden moet worden met aantasting van de privacy als de geplande bebouwing op een grotere afstand dan 30 meter komt.

De casus: appellant is eigenaar van een woning. Met toepassing van een artikel 19 WRO-vrijstelling (vrijstelling van het bestaande bestemmingsplan op grond van de oude Wet Ruimtelijke Ordening) heeft het gemeentebestuur een bouwvergunning verleend voor de bouw van vier woongebouwen met in totaal 23 woningen op het terrein, dat is gelegen ten (zuid)westen van de woning van appellant. Appellant heeft in zijn verzoek om planschadevergoeding onder meer aangevoerd dat zijn privacy wordt aangetast. Het gemeentebestuur volgt het standpunt van adviesbureau SAOZ, dat aantasting van de privacy slechts mogelijk is indien waarnemer en waargenomene elkaar kunnen herkennen en dat herkenning in de regel niet mogelijk is bij een afstand groter dan 30 m. De Raad van State is het hier niet mee eens:

"Niet valt in te zien dat bij een afstand van meer dan 30 m de privacy niet wordt aangetast. Het college heeft dan ook niet tot de conclusie kunnen komen dat, nu de afstand tussen de woongebouwen 1 en 2 en perceel [locatie] groter is dan 30 m, het zicht vanuit deze gebouwen op dat perceel niet tot een grotere inbreuk op de privacy leidt dan voorheen. De afstand tussen de woongebouwen 1 en 2 tot perceel [locatie] van onderscheidenlijk 45 m en 35 m laat onverlet dat vanuit die 13,5 m hoge gebouwen zicht is op dat perceel. Daarbij is weliswaar van belang dat ingevolge het bestemmingsplan tussen de woongebouwen 1 en 2 en perceel [locatie] nog steeds de bouw van bedrijfsgebouwen mogelijk is, maar het college heeft niet onderkend dat die bedrijfsgebouwen minder hoog mogen worden dan de woongebouwen 1 en 2 en dat die bouwmogelijkheid derhalve niet ertoe leidt dat vanuit die woongebouwen geen extra zicht op het perceel bestaat. Voorts is van belang dat uit de bouwtekeningen kan worden afgeleid dat alle vier woongebouwen ramen hebben die uitzicht geven op de woning en tuin van [appellant] en dat een aantal appartementen een balkon heeft met hetzelfde uitzicht. Anders dan het college ter zitting heeft betoogd, is de op bouwtekeningen weergegeven indeling van de woningen niet maatgevend voor de beoordeling van het zicht op de tuin en de woning van [appellant]. Uit de tekeningen kan worden afgeleid dat de woningen op verschillende wijzen kunnen worden ingedeeld, zodat daaraan geen doorslaggevende betekenis kan worden toegekend. Gelet op het voorgaande heeft het college de gevolgen van de planologische wijziging voor de privacy van [appellant] onjuist beoordeeld en kan het college niet worden gevolgd in zijn conclusie dat de inbreuk op de privacy niet groter is dan voorheen."

Wanneer het gemeentebestuur in afwijking van het bestaande bestemmingsplan toestemming geeft voor de bouw van een gebouw dat uitzicht zal geven op het bestaande perceel, ook na eventueel toekomstige extra bebouwing, of dat uitzicht nu via ramen of balkons is, dan kan het gemeentebestuur niet concluderen dat de inbreuk op de privacy niet groter is dan voorheen. In dit geval moest het gemeentebestuur daarom zijn beslissing op het planschadeverzoek aanpassen met inachtneming van deze tussenuitspraak van de Raad van State.

Bron: ABRvS 16 april 2014 ECLI:NL:RVS:2014:1286

maandag 2 juni 2014

Schaliegas: conceptnotitie milieuonderzoek ter inzage, iedereen kan zienswijze indienen

Schaliegas is een heet hangijzer. Ook in Nederland is het de bedoeling dat onderzocht wordt of en waar er in Nederland schaliegas kan worden gewonnen als mogelijke nieuwe energiebron. Maar er kunnen ernstige (milieu-)gevolgen aan zijn verbonden voor mens, natuur en  milieu. Dus ook voor u en uw omgeving.

De minister van Economische Zaken ontwikkelt, samen met de minister van Infrastructuur en Milieu, een structuurvisie schaliegas die begin 2015 klaar is. De structuurvisie zal aangeven of en zo ja waar in Nederland mogelijk schaliegas gewonnen kan worden met zo min mogelijk overlast voor mens, milieu en natuur.

Voordat de structuurvisie schaliegas kan worden geschreven, moet er eerst onderzoek worden gedaan naar de milieurisico’s en gevolgen van schaliegaswinning. Dit gebeurt met een zogeheten milieueffectrapport (plan-MER). Hoe de overheid dit onderzoek wil uitvoeren, staat in de conceptnotitie reikwijdte en detailniveau. Op deze conceptnotitie mag iedereen reageren. Dit heet een zienswijze.

Wilt u weten wat de gevolgen van schaliegas voor u en uw omgeving kunnen zijn en wilt u daar inspraak in hebben, dan kan dat. Van donderdag 29 mei tot en met woensdag 9 juli 2014 kan iedereen een zienswijze indienen tegen de ‘conceptnotitie reikwijdte en detailniveau’.

Bron: Ministerie van Economische Zaken

Wilt u een zienswijze indienen, maar doet u dat liever met juridische hulp, dan kunt u vrijblijvend een afspraak met mij maken, telefonisch via 0513-460600 of per email: info@advocatenkantoorhoen.nl


maandag 26 mei 2014

Onteigening: voor waardebepaling telt verwachte bestemmingswijziging omgeving mee

De Hoge Raad heeft uitspraak gedaan over de vraag of bij de waardebepaling voor de vergoeding van het onteigende gebied ook rekening mag worden gehouden met de toekomstige bestemming.

Voor de aanleg van een omleiding van de provinciale weg N219 is het bestemmingsplan “Omleidingsweg N219” vastgesteld. Het onteigende heeft in dit bestemmingsplan de bestemming “verkeersdoeleinden”, terwijl in het voordien geldende bestemmingsplan “Zevenhuizen Landelijk Gebied” op het onteigende de bestemming “agrarische doeleinden” rustte. De rechtbank heeft, conform het advies van de deskundigen, de schadeloosstelling voor de eisers vastgesteld op € 301.030,--, te vermeerderen met een bedrag van € 28.300,-- aan zekerheid, met rente. De eisers zijn van mening dat door de rechtbank een te laag bedrag is bepaald. Volgens de eisers had het bestemmingsplan “Omleidingsweg N219” moeten worden weggedacht, zodat het onteigende ook een verwachtingswaarde heeft in verband de ten oosten van het onteigende gelegen gronden die in het nieuwe bestemmingsplan “Zuidplas West” de bestemming “Woongebied - Uit te werken Ringvaartdorp” is gegeven. Hierdoor zou de waarde van het onteigende volgens de eisers moeten worden vastgesteld op een aanzienlijk hoger bedrag. Het Hof is het hier niet mee eens. De Hoge Raad wel:

"Het hof heeft geoordeeld dat bij het bepalen van de waarde van het onteigende in het onderhavige geval, geen rekening mag worden gehouden met een mogelijke toekomstige wijziging van de gebruiksmogelijkheden van de omringende gronden. Het heeft meer specifiek overwogen dat geen rekening mag worden gehouden met de verwachting dat het onteigende een woonbestemming had kunnen krijgen, omdat het onteigende geen onderdeel uitmaakt van een complex. Aldus heeft het hof miskend dat dat de waarde van het onteigende mede wordt bepaald door een voldoende reële verwachting over een wijziging van de bestemming van het onteigende, waarvan ook sprake kan zijn indien deze verwachting haar grond vindt in een verwachte wijziging van de bestemming van omringende of aanliggende gronden. Dit geldt ook indien het onteigende geen onderdeel uitmaakt van een complex waartoe mede de omringende of aanliggende gronden behoren."

De Hoge Raad heeft niet alleen geoordeeld dat bij de waardebepaling van het onteigende  rekening moet worden gehouden met een verwachte bestemmingswijziging van het onteigende zelf, maar ook met de verwachte bestemmingswijziging van omringende of aanliggende gronden, zelfs als het onteigende hiervan geen onderdeel uitmaakt.

Bron: Hoge Raad 14 februari 2014 ECLI:NL:HR:2014:326


maandag 19 mei 2014

Bitcoin is geen geld maar ruilmiddel

De Bitcoin bestaat uit een unieke reeks van cijfers en letters en wordt verkregen door 'mining' of door middel van een transactie. Bij 'mining' wordt gebruik gemaakt van krachtige computers die met complexe berekeningen een Bitcoin kunnen creëren. Aangenomen wordt dat er maximaal 21 miljoen Bitcoins via 'mining' kunnen worden gecreëerd. Om Bitcoins te verkrijgen via transacties, moeten gebruikers software downloaden, waarmee ze vervolgens Bitcoins kunnen kopen en digitaal kunnen opslaan op hun computer. De Bitcoin wordt niet door overheden gereguleerd of centraal uitgegeven. De waarde van Bitcoins wordt bepaald door vraag en aanbod op diverse digitale uitwisselingsplatforms.

De rechtbank Overijssel heeft uitgespraak gedaan over de vraag of er bij levering van Bitcoins sprake is van voldoening van een geldsom in Bitcoins. Voldoening van een geldsom kan op chartale en girale wijze geschieden.

De rechtbank oordeelt dat ingeval van Bitcoins geen sprake is van giraal geld omdat de rekening, 'wallet' geheten, niet door een derde wordt beheerd maar door de gebruiker. Er is geen sprake van een giro-instelling.

De rechtbank gaat vervolgens na of de Bitcoin kan worden beschouwd als 'gangbaar geld'. Of hier sprake van is hangt ervan af of het een wettig betaalmiddel is. Dat is in Nederland alleen de Euro. Volgens de Minister van Financiën kan de Bitcoin niet worden getolereerd als betaalmiddel, maar is het een ruilmiddel tussen particulieren.

De rechtbank oordeelt dan ook dat de Bitcoin niet kan worden aangemerkt als geld in de zin van Afdeling 6.1.11 BW, maar dient te worden gezien als ruilmiddel. De Bitcoin kan dan ook niet dienen ter voldoening van een verbintenis tot betaling van een geldsom.

Bron: Rechtbank Overijssel 14 mei 2014, C/08/140456 / HA ZA 13-255

maandag 12 mei 2014

Omgevingsvergunning nodig voor een schutting? Hoogte erfafscheiding meten vanaf de oorspronkelijke terreinhoogte

Het komt geregeld voor dat een perceel wordt opgehoogd voordat het wordt bebouwd en er vervolgens een erfafscheiding in de vorm van bijvoorbeeld een schutting wordt geplaatst. Of hiervoor een omgevingsvergunning nodig is hangt af van de hoogte van de erfafscheiding. Maar mag de hoogte worden gemeten vanaf de ophoging of moet dat gebeuren vanaf de oorspronkelijke hoogte? De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft hierover uitspraak gedaan en verwijst naar de nota van toelichting bij het Besluit omgevingsrecht:

"Volgens de nota van toelichting bij het Bor (Stb. 2010, 143, blz. 139) leidt het criterium in artikel 1, tweede lid, onder b, van bijlage II bij het Bor, dat niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk buiten beschouwing moeten blijven, er toe dat gronden niet eerst vrijelijk en ongelimiteerd opgehoogd kunnen worden, waarna vervolgens vanaf dat nieuwe peil de hoogtebepaling van het vergunningvrije bouwwerk kan plaatsvinden. Indien ophogingen of verdiepingen zijn aangebracht die niet bij het natuurlijk verloop van de grond passen, behoren deze bij het meten van de hoogte van het bouwwerk buiten beschouwing te worden gelaten. In dat geval dient te worden gemeten vanaf de oorspronkelijke, voor de plaatsgevonden ophoging of verdieping aanwezige, als natuurlijk aan te merken terreinhoogte. Een uitzondering hierop geldt voor situaties waarin ophogingen of verdiepingen noodzakelijk zijn om het bouwwerk te kunnen realiseren."

De Afdeling concludeert hieruit:

"Gelet hierop volgt uit artikel 1, tweede lid, aanhef en onder b, van bijlage II bij het Bor dat uitgangspunt is, dat bij het meten van de hoogte van een bouwwerk dient te worden gemeten vanaf de oorspronkelijke als natuurlijk aan te merken terreinhoogte. Bij de beoordeling of een ophoging past bij het verloop van het terrein dienen niet alleen het desbetreffende perceel, maar ook de omliggende percelen te worden betrokken. Uit het kaartmateriaal en de foto’s blijkt dat na de ophoging het perceel aan de achterzijde een gelijke hoogte heeft als de begane grondvloer van de woning, die daarop staat. Uit deze informatie blijkt voorts dat voor dat het perceel werd opgehoogd, het perceel aan de achterzijde, evenals de omliggende percelen, die niet zijn opgehoogd, naar beneden afliep vanaf de straatzijde naar de achterzijde. Gelet hierop past de ophoging van het perceel niet bij het natuurlijk verloop van het terrein. Voorts was de ophoging van het perceel niet noodzakelijk voor het realiseren van de erfafscheiding."

In dit geval betekende dit dat de erfafscheiding hoger was dan 2 meter en een omgevingsvergunning nodig was.

Tip: hou er rekening mee bij het ophogen van een perceel, dat er voor de schutting een omgevingsvergunning nodig kan zijn. Vooral als de buren hun perceel niet hebben opgehoogd. Meet de hoogte dan vanaf de oorspronkelijke terreinhoogte en niet vanaf de ophoging.

Bron: ABRvS 7 mei 2014


maandag 5 mei 2014

Woonboot is een bouwwerk, geen verbouwingsvergunning maar een omgevingsvergunning vereist

Ook een woonboot die wel aan de kade maar niet aan de bodem is verbonden is een bouwwerk, zodat voor een verbouwing een omgevingsvergunning vereist is. Dit heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bepaald:

"De vraag of een object als [de woonboot] als bouwwerk is te kwalificeren, moet, gelet op hetgeen onder 5.1 is overwogen, niet alleen worden bezien aan de hand van de wijze waarop het object met de grond is verbonden, maar ook aan de hand van de aard en hoedanigheid van het object, alsmede het gebruik dat ervan wordt gemaakt. De omstandigheden dat [de woonboot] binnen een tijd van ongeveer vijftien minuten kan worden losgekoppeld van de kade, dat de afhouder zou kunnen worden vervangen door stootboeien en dat [de woonboot] volgens het college relatief eenvoudig te verplaatsen is, zijn onvoldoende voor het oordeel dat [de woonboot] geen bouwwerk is."

De Afdeling oordeelt dat niet bepalend is hoe de woonboot fysiek aan de kade is verbonden, maar dat doorslaggevend is dat de woonboot is bedoeld om ter plaatse als woning te functioneren.

In dit geval gaat het om een woonboot die, behalve tijdens periodiek onderhoud of een verbouwing, sinds 1954 op dezelfde locatie ligt. De woonboot is van origine een zeilboot die niet meer zelfstandig kan varen, omdat de zeilen vanwege de op de woonboot gerealiseerde opbouw niet mogelijk is en geen motor aanwezig is.

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had op grond van de Verordening op het binnenwater 2010 een verbouwingsvergunning verleend voor de verbouwing van de woonboot. Ingevolge artikel 2.2.1, aanhef en onder a, van  deze verordening is een woonboot gedefinieerd als een vaartuig (…), niet zijnde een object dat valt onder de Woningwet.

Nu de woonboot moet worden aangemerkt als een bouwwerk is voor de verbouwing een omgevingsvergunning vereist in plaats van een verbouwingsvergunning. Het college had daarom de aanvraag om een verbouwingsvergunning moeten afwijzen.

Bron: ABRvS 16 april 2014  

maandag 28 april 2014

Gevangenschap in plaats van terugkeer in de vrije natuur voor orka Morgan

Orka Morgan werd in juni 2010 ernstig verzwakt aangetroffen in de Waddenzee. Nadat pogingen om haar naar zee te geleiden mislukten, is zij naar het Dolfinarium in Harderwijk gebracht om te herstellen. Nadat zij was hersteld is orka Morgan niet vrij gelaten, maar eind november 2011 met toestemming van de staatssecretaris van Economische Zaken overgebracht naar het grotere Loro Parque op Tenerife.

Stichting Dolphinmotion en Stichting Sea First waren het hier niet mee eens. Zij vonden dat Morgan moest terugkeren in de vrije natuur. Op 23 april 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat de toestemming die de staatssecretaris van Economische Zaken heeft verleend voor het overbrengen van orka Morgan naar Tenerife, rechtmatig is.

De Raad van State is van oordeel dat orka Morgan mocht worden overgebracht naar Tenerife, omdat in dit geval 'niet kan worden gezegd dat een voldoende realistisch, bevredigend alternatief bestaat'. De terugkeer in zee via het Morgan Release Plan die beide stichtingen willen, is geen 'andere bevredigende oplossing'. De Raad van State heeft mee laten wegen dat de familiegroep van Morgan niet is getraceerd en dat ze behoort tot een orkasoort met een strikt sociale structuur. Ook vond de Raad van State van belang dat Morgan jong is en is niet zeker dat zij in haar eigen voedselbehoefte zal kunnen voorzien.

De Raad van State heeft het niet van belang geacht dat de meeste deskundigen zich achter het Morgan Release Plan scharen. Met dit plan zou Morgan stapsgewijs in vrijheid kunnen worden gelaten via een grote seapenn in haar natuurlijke omgeving in Noorwegen. Ook het oordeel van deskundigen dat dit in ieder geval op wetenschappelijke en humanitaire gronden een meer bevredigende oplossing zou zijn dan vervoeren naar het Loro Parque heeft de Raad van State niet van belang geacht. 

De Raad van State acht het verder niet van belang dat Loro Parque op Tenerife commerciële activiteiten ontplooit, waarbij de orka's voor menselijk vermaak worden geëxploiteerd. Volgens de Raad van State maakt dit  het park niet ongeschikt voor Morgan. Dat het park ruime ervaring heeft met het houden van orka's en doet aan onderzoek en onderwijs acht de Raad van State van doorslaggevend belang. Voor zover de stichtingen van mening zijn dat Morgan niet goed wordt behandeld in Loro Parque, is de Raad van State van oordeel dat de huidige gezondheid van Morgan niet ter beoordeling staat in deze juridische procedure.

De uitspraak zal een grote teleurstelling zijn voor de stichtingen, de deskundigen die voor het Morgan Release Plan zijn en alle steunbetuigers uit binnen- en buitenland die bij de zitting aanwezig waren. Orka Morgan is met steun van de Nederlandse overheid veroordeeld tot een leven in gevangenschap.

Bron: uitspraak orka Morgan 23 april 2014.  Persbericht: persbericht orka Morgan

maandag 14 april 2014

Niet kunnen betalen griffierecht, toch toegang tot de rechter

Om naar de rechter te mogen moet griffierecht worden betaald. Wanneer het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald zal normaal gesproken een niet-ontvankelijk verklaring volgen. De zaak wordt dan niet inhoudelijk behandeld. Dit is anders wanneer iemand het griffierecht aantoonbaar niet kan betalen en daardoor niet naar de rechter kan. Dit is al eerder door de Raad van State beslist (ABRvS 6 maart 2013):

"2.2. In het algemeen kan worden aangenomen dat de regeling in het bestuursrecht over heffing van griffierecht, inclusief de thans daarbij behorende bedragen aan griffierecht, van dien aard is dat rechtzoekenden daarmee de toegang tot de rechter niet wordt ontnomen.
2.3. Dit laat echter onverlet dat zich gevallen kunnen voordoen waarin heffing van het ingevolge de wet verschuldigde bedrag aan griffierecht het voor de rechtzoekende onmogelijk, althans uiterst moeilijk maakt om gebruik te maken van een door de wet opengestelde rechtsgang. In een dergelijk geval kan de hiervoor in overweging 2.1 bedoelde, door de wetgever beoogde, afweging naar haar aard niet plaatsvinden. Mede gelet op het belang dat in een rechtsstaat toekomt aan de toegang tot een onafhankelijke rechterlijke instantie, welk belang mede ten grondslag ligt aan artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, kan daarom in een dergelijk geval ook buiten de werkingssfeer van de genoemde artikelen niet worden aanvaard dat een (hoger) beroep wegens het niet betalen van griffierecht niet-ontvankelijk wordt verklaard. Binnen het kader van de hier toepasselijke wettelijke regeling kan dit worden bereikt door aan te nemen dat de betrokkene in deze gevallen met het achterwege laten van een betaling van griffierecht niet in verzuim is, als bedoeld in artikel 51, vierde lid van de Wet op de Raad van State."

Nu heeft de Hoge Raad hetzelfde beslist. In deze belastingzaak stond vast dat het (gezamenlijke) inkomen van de belanghebbende en zijn echtgenote bestond uit een netto WWB-uitkering van € 1033,49 per maand, waarop maandelijks een bedrag van € 133,64 werd ingehouden in verband met een daarop gelegd beslag en dat hun vermogenspositie negatief was. Zij hadden het griffierecht niet betaald, omdat ze niet in staat waren om het griffierecht te betalen. In zo'n geval wordt een zaak toch inhoudelijk door de rechter behandeld.

Bron: Hoge Raad 28 maart 2014

maandag 31 maart 2014

Kozijnen vervangen met andere profilering is geen onderhoud dus niet vergunningvrij

De Raad van State heeft recent uitspraak gedaan over de vraag of het vervangen van kozijnen onder onderhoud valt en vergunningvrij is, of dat het niet onder onderhoud valt en dus niet vergunningvrij is.

Waar ging het om? Voor het aanpassen van de voorgevel van een pand in Groningen weigerden burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning te verlenen omdat dit in strijd was met de welstandseisen. Het bouwplan voorzag in het vervangen van een deel van de kozijnen van het pand door aluminium kozijnen met een grover profiel. De aanvrager van het bouwplan heeft na bezwaar en beroep hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

Volgens de aanvrager is geen omgevingsvergunning nodig omdat alleen de profilering van de kozijnen wordt gewijzigd. De vormgeving en de detaillering blijft gelijk, zodat ingevolge artikel 2, aanhef en eerste lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor) geen omgevingsvergunning is vereist. Dat artikel moet volgens de aanvrager zo worden uitgelegd dat een omgevingsvergunning niet noodzakelijk is als het een situatie betreft waarbij kozijnen worden vervangen door kozijnen met een gelijkwaardige indeling, aard en uitstraling.

De Raad van State is het hier niet mee eens en legt uit: " Anders dan [appellante] betoogt, dient dat artikel gelet op het gebruik van het woord "en" aldus te worden uitgelegd dat er alleen geen omgevingsvergunning nodig is als zowel de detaillering als de profilering als de vormgeving niet wijzigen. Geen grond wordt dan ook gevonden voor het oordeel dat het artikel wel van toepassing is op situaties waarbij kozijnen worden vervangen door kozijnen met een gelijkwaardige indeling, aard en uitstraling."

Oftewel het vervangen van kozijnen is alleen vergunningvrij als zowel de detaillering als de profilering als de vormgeving ongewijzigd blijven. Als aan een van deze drie criteria niet wordt voldaan dan is wel een omgevingsvergunning vereist.

Bron: Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State 19 maart 2014

maandag 24 maart 2014

Gemeente ontloopt dwangsom met evident onjuist besluit

Burgers kunnen recht hebben op een vergoeding (dwangsom) als de overheid te laat een besluit neemt op hun aanvraag of bezwaarschrift. Zij kunnen dan ook via de rechter een besluit afdwingen. Hierdoor kunnen burgers trage besluitvorming van bestuursorganen tegengaan.

Hoe werkt het? Als bij de overheid een aanvraag is ingediend of een bezwaarschrift dan moet de overheid hier binnen de voorgeschreven termijn een besluit op nemen. Dit heet de beslistermijn. Beslist de overheid niet binnen deze termijn dan kan een burger de overheid in gebreke stellen. De overheid heeft dan nog 2 weken om alsnog een besluit te nemen. Doet de overheid dat niet dan heeft de burger automatisch recht op een dwangsom voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden gedurende maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt maximaal € 1260,-. Daarnaast kan de indiener een besluit afdwingen via de rechter door een beroepschrift in te dienen.

In deze uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigt de Afdeling dat doorslaggevend is dat de de overheid binnen 2 weken na de ingebrekestelling een besluit neemt ook al is voor iedereen duidelijk dat het een onjuist besluit is. In dit geval hadden Burgemeester en wethouders van de gemeente Aa en Hunze binnen die 2 weken de aanvraag van de indiener alsnog niet-ontvankelijk verklaard. Dit is een makkelijk te nemen besluit omdat de aanvraag niet inhoudelijk hoeft te worden beoordeeld en het besluit dus snel en kort kan worden genomen. Volgens burgemeester en wethouders had de indiener niet gereageerd op het gemeentelijk verzoek om meer informatie bij de aanvraag aan te leveren. Dit bleek onjuist. De indiener had aantoonbaar de gevraagde informatie aangeleverd. De aanvraag was dus ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard. Maar omdat het (onjuiste) besluit wel binnen de voorgeschreven 2 weken na de ingebrekestelling was genomen was er voor de indiener geen recht op een dwangsom ontstaan, aldus de Raad van State.

Het is te hopen dat de overheid er geen gewoonte van gaat maken om onjuiste besluiten te nemen om een dwangsom te ontlopen, want dan worden burgers toch weer geconfronteerd met trage besluitvorming door de overheid. Iets waarvoor de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen juist in het leven was geroepen.

maandag 17 maart 2014

Mandelige muur: eigen inpandige draagconstructie, toch gezamenlijke kosten funderingsherstel

Wanneer panden een gezamenlijke scheidsmuur hebben, ook wel mandelige muur genaamd, moeten de eigenaren de kosten van herstel van bijvoorbeeld de fundering delen. Dit verandert niet als het ene appartement wordt verbouwd, een eigen inpandige draagconstructie krijgt en een voorzetwand aanbrengt, zo heeft het Hof in Amsterdam bepaald. Er blijven namelijk delen van het pand toch nog verbonden met de scheidsmuur en de gipsen voorzetwand is niet hetzelfde als een echte 'buitenmuur'. Dus moet de verbouwende eigenaar meebetalen aan het herstel van de fundering.


Gerechtshof Amsterdam 24 december 2013

maandag 3 maart 2014

Vernietiging omgevingsvergunning i.v.m. erfdienstbaarheid

Wanneer een bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan moet de gemeente ook belangen van derden in aanmerking nemen bij het afgeven van een omgevingsvergunning voor het bouwplan. In dit geval zou het bouwplan ertoe leiden dat een bestaande toegangsweg op sommige stukken versmald zou worden van 6 meter naar ongeveer 4,5 meter. De betreffende toegangsweg is via een erfdienstbaarheid notarieel vastgelegd en wel voor een breedte van 6 meter.

De rechtbank oordeelt dat hierdoor sprake is van een privaatrechtelijke belemmering met een evident karakter. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State staat zo'n belemmering aan het verlenen van de omgevingsvergunning in de weg.

De rechtbank overweegt het volgende: 
"Voor de beoordeling of de op het perceel van derde-partij gevestigde erfdienstbaarheid een evidente privaatrechtelijke belemmering is, is de letterlijke tekst in de hiervoor genoemde akte van belang. De omvang van het zakelijk recht wordt bepaald door de omschrijving in de akte van vestiging. Nu in de akte concreet is opgenomen hoe breed de toegangsweg dient te zijn, namelijk tenminste zes meter, bestaat geen ruimte om hiervan af te wijken. De genoemde breedte van tenminste zes meter is een harde eis. De doelstelling om een dergelijke erfdienstbaarheid te vestigen doet hier niet aan af. Evenmin is van belang of eiser sub 4 zijn perceel kan bereiken middels een toegangsweg die 4,5 meter breed is."

Wanneer in een de akte dus concreet is vastgelegd hoe een erfdienstbaarheid moet worden ingevuld dan mag een bouwplan hier geen inbreuk op maken, zelfs als in de praktijk de erfdienstbaarheid niet maximaal wordt benut.

Bron: uitspraak  Rechtbank Noord-Holland van 21 februari 2014.

maandag 24 februari 2014

Bij overtreding Flora- en faunawet kan herstelplicht worden opgelegd

De Raad van State heeft bepaald dat de staatssecretaris na vaststelling van de overtreding van de verboden van de Flora- en faunawet (Ffw) de overtreder kan opdragen de situatie geheel of gedeeltelijk te herstellen in de toestand zoals die was voordat de overtreding plaatsvond. Het doet er niet toe dat dit niet specifiek in de Ffw is geregeld, omdat de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dit mogelijk maakt. Het werkt als volgt. Op grond van de Ffw (artikel 112 lid 1) is de minister bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang de regels (voortvloeiend) uit de Ffw te handhaven. In de Awb is de last onder bestuursdwang preciezer geregeld. In artikel 5:21 Awb wordt onder een last verstaan de herstelsanctie inhoudende een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding en de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.

Lees hier de volledige uitspraak van de Raad van State van 5 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:281

Toepasselijke wet- en regelgeving: artikel 112 Ffw, artikel 5:21 Awb, Artikel 2 lid 2 Habitatrichtlijn,  "Guidance document on the strict protection of animal species of Community interest under the Habitats Directive 92/43/EEC" van februari 2007.

maandag 17 februari 2014

Uniforme redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure is vier jaar

In bestuursrechtelijke procedures kan het soms erg lang duren voordat in laatste instantie een einduitspraak volgt, waardoor een rechtzoekende lang in onzekerheid verkeert. Dit is onwenselijk. Bij overschrijding van een redelijke termijn werd al een schadevergoeding toegekend, maar er was nog geen eenduidige uitleg wat onder redelijke termijn moet worden verstaan. Die is er nu wel. Reden hiervoor is het maatschappelijke belang bij een vlotte geschillenbeslechting en het belang van rechtseenheid.

De uniforme redelijke termijn is door de Raad van State bepaald op vier jaar voor de afdoening van bestuursrechtelijke geschillen die bestaan uit een bezwaarprocedure en twee rechterlijke instanties. Hierbij staat zowel voor de bezwaar- en beroepsfase tezamen als die voor het hoger beroep een termijn van twee jaar. Wordt deze overschreden, dan moet de overheid € 500 aan immateriële schadevergoeding betalen voor ieder half jaar overschrijding. Voor de bezwaarfase bij het bestuursorgaan wordt daarbij uitgegaan van een termijn van een half jaar, voor de procedure bij de rechtbank van anderhalf jaar.

Deze uniforme redelijke termijn geldt voor besluiten die na 1 februari 2014 bekend worden gemaakt. Voor besluiten van vóór die datum wordt door de Afdeling bestuursrechtspraak en het College van beroep voor het bedrijfsleven nog een redelijke termijn van vijf jaar gehanteerd, waarin voor de bezwaarprocedure een jaar staat, die voor het beroep bij de rechtbank twee jaar en die voor het hoger beroep eveneens twee jaar.

Daarnaast blijft het mogelijk dat de redelijke termijn wordt overschreden bijvoorbeeld als het gaat om een ingewikkelde zaak, als een deskundige door een bestuursorgaan of de rechter wordt ingeschakeld of als het processuele gedrag van bezwaarmakers daartoe aanleiding geeft. Dit volgt uit vaste rechtspraak die blijft gelden.

Bron: persbericht Raad van State
Lees hier de volledige uitspraak.

maandag 10 februari 2014

Planschadevergoeding: toegezegde bouwmogelijkheid telt mee als vergoeding voor de planschade

De Raad van State heeft in een recente uitspraak bepaald dat bij een verzoek om planschadevergoeding ook rekening moet worden gehouden met een door het college van burgemeester en wethouders toegezegde bouwmogelijkheid. Wanneer een perceel mag worden bebouwd dan geldt dit als een waardeverhoging van een perceel. Een toezegging dat een perceel mag worden bebouwd wordt hiermee gelijk gesteld. Planschade kan hiermee geheel of gedeeltelijk worden gecompenseerd, afhankelijk van de waardeverhoging en de planschade. Het doet er daarbij niet toe dat degene die om een planschadevergoeding verzoekt geen gebruik zal maken van de bouwmogelijkheid.

Lees de uitspraak van de ABRvS van 29 januari 2014 hier.

maandag 3 februari 2014

Natuurtoets onvolledig: vernietiging bestemmingsplan "Recreatiegebied it Soal"

Recreatiegebied it Soal in Workum ligt aan de Friese IJsselmeerkust en is omgeven door beschermde natuurgebieden: Natura 2000-gebied IJsselmeer, Workumer Binnenwaard en Buitenwaard en Stoenckherne. Bij de uitbreiding van een bedrijf bij dergelijke natuurgebieden moet vooraf goed onderzocht worden of die uitbreiding geen belangrijke negatieve gevolgen heeft voor de natuurgebieden.

Voor de uitbreiding van het recreatiegebied is door de gemeenteraad van Súdwest-Fryslân een bestemmingsplan opgesteld. Hiertegen hebben cliënten een zienswijze ingediend omdat er naar hun mening onvoldoende rekening werd gehouden met de omliggende natuurgebieden. Zo mocht er tegen de grenzen van de natuurgebieden een parkeerterrein worden ingericht en een bedrijfsloods worden gebouwd voor de stalling en werkzaamheden aan boten, waardoor onder meer vogels ernstig zouden worden verstoord en de landschappelijke waarden van de natuurgebieden zouden worden aangetast. De gemeenteraad achtte de zienswijzen ongegrond omdat er een natuurtoets was opgesteld, waarin werd geconcludeerd dat de uitbreiding geen negatieve effecten zou hebben op de natuurgebieden.

Cliënten hebben mij daarop verzocht om namens hen beroep en een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen bij de (Voorzitter van) de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Na bestudering van de natuurtoets bleek mij, dat het bestemmingsplan veel meer activiteiten en bouwwerken toestond en bovendien veel dichter bij de natuurgebieden dan waar in de natuurtoets vanuit was gegaan. De Voorzitter was er hierdoor niet van overtuigd dat het bestemmingsplan geen significante gevolgen zou hebben voor het Natura 2000-gebied en heeft op 24 april 2013 het bestemmingsplan geschorst.

In opdracht van de Afdeling heeft de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) een deskundigenbericht uitgebracht. Hierin kwam onder meer naar voren dat het bestemmingsplan meer activiteiten en bouwwerken mogelijk maakt dan waar in de natuurtoets van uit is gegaan. Op 3 december 2013 heeft de Afdeling het beroep behandeld. Tijdens de zitting erkende ook de gemeente dat het bestemmingsplan ruimer was opgesteld dan zij had bedoeld en dan waar de natuurtoets van uit was gegaan. De Afdeling heeft daarop vorige week het beroep van cliënten gegrond verklaard en het bestemmingsplan vernietigd.

Conclusie: in een natuurtoets dient met de maximale mogelijkheden rekening te worden gehouden die een bestemmingsplan biedt.

maandag 27 januari 2014

Ontheffing voor heropening Polderhoofdkanaal blijft in stand

De Raad van State heeft afgelopen woensdag 22 januari uitspraak gedaan in de langlopende zaak over het Polderhoofdkanaal, dat loopt van De Veenhoop via Nij Beets naar de Nieuwe Vaart in Opsterland. Voor het openstellen van het kanaal worden ook twee bruggen aan de Kanaeldyk in De Veenhoop gebouwd. Om het Polderhoofdkanaal weer bevaarbaar te kunnen maken is in april 2011 een ontheffing van de Flora- en faunawet verleend voor drie beschermde diersoorten vanwege de graaf- en baggerwerkzaamheden die moeten worden uitgevoerd.

Tegen de verleende ontheffing was door omwonende bezwaar gemaakt en vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. Het beroep werd gegrond verklaard en het Polderhoofdkanaal mocht niet open. Zo was het belang voor de werkgelegenheid onvoldoende zijn aangetoond. Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld bij de Raad van State en deze heeft nu beslist dat de ontheffing van de Flora- en faunawet na aanvullend onderzoek toch in stand kan blijven. Uit de nadere onderbouwing van de rapporten blijkt dat de heropening van het Polderhoofdkanaal ongeveer 100 tot 120 nieuwe banen oplevert. Hiermee heeft de staatssecretaris naar het oordeel van de Raad van State het werkgelegenheidsbelang van het project 'overtuigend aangetoond'.

Klik hier voor het bericht en hier voor de volledige uitspraak.

maandag 20 januari 2014

Aanleg hoogspanningslijn reden voor verlaging WOZ-beschikking

Het Gerechtshof in Den Haag heeft kortgeleden bepaald dat de aanleg van een hoogspanningslijn reden is voor verlaging van de WOZ-beschikking. Wat was het geval?
De belanghebbende had een aanslag voor zijn woning ontvangen van 487.000,- euro. Hij had daartegen bezwaar gemaakt bij de heffingsambtenaar van de gemeente (Inspecteur) omdat een hoogspanningslijn werd aangelegd. De afstand van de hoogspanningsverbinding tot zijn woning bedroeg 116 meter. De inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. Hiertegen is de belanghebbende in beroep gegaan bij de rechtbank. In het beroep heeft de taxateur van de Inspecteur de waarde van de woning op 472.000,- gewaardeerd. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de beschikking verlaagd naar 472.000,- euro. Belanghebbende vond de vastgestelde waarde voor zijn woning nog steeds te hoog en is in hoger beroep gegaan. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur niet aannemelijk had gemaakt dat de woning van de belanghebbende op de peildatum niet te hoog was vastgesteld en heeft de waarde van de woning vervolgens zelf verlaagd naar 450.000,- euro, een verschil van 37.000,- euro ten opzichte van de oorspronkelijke WOZ-beschikking.

Tip: maak bezwaar tegen een WOZ-beschikking als er in de directe omgeving van de woning wijzigingen plaatsvinden die een waardedrukkend effect kunnen hebben op de woning.

Lees hier de uitspraak.

maandag 13 januari 2014

Franchiseovereenkomst: niet getekend, toch geldend met grote gevolgen

De kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland heeft kort geleden bepaald, dat een niet ondertekende concept franchiseovereenkomst toch tot een geldende franchiseovereenkomst kan leiden. Wat was er gebeurd? De franchisegever, de IJsvogel Groep had aan de franchisenemer een concept franchiseovereenkomst toegezonden om een Pet's Place winkel te kunnen exploiteren. De franchisenemer had niet op de conceptovereenkomst gereageerd en de overeenkomst ook niet ondertekend, naar zijn zeggen omdat hij het er niet mee eens was. Hij was vervolgens wel gestart met de exploitatie van de winkel overeenkomstig de franchiseovereenkomst. Dit gegeven tezamen met het feit dat niet was gebleken dat sprake was van een opschortende voorwaarde heeft tot het oordeel van de kantonrechter geleid dat de franchisenemer de franchiseovereenkomst stilzwijgend heeft aanvaard en hieraan gebonden was. De franchisenemer moest aan de IJsvogel Groep alsnog ruim € 170.000,- betalen.

Tip: Wees voorzichtig, een niet getekende overeenkomst kan toch gelden en dat kan dure consequenties hebben. Reageer daarom op een concept-overeenkomst als u het er niet (geheel) mee eens bent.

Bron: Rechtbank Noord-Nederland 29 november 2013 ECLI:NL:RBNNE:2013:7307

maandag 6 januari 2014

Raad van State geeft tips hoe verjaring te voorkomen

Als een college van burgemeester en wethouders een last onder dwangsom oplegt om een overtreding ongedaan te maken, bijvoorbeeld omdat een gebouw zonder een geldige omgevingsvergunning wordt gebouwd, maar de overtreding niet ongedaan wordt gemaakt, dan verbeurt de dwangsom en kan het college de dwangsom invorderen. Gaat het college niet tot invordering over, dan kan dit tot verjaring leiden. De overtreding blijft in stand en het kost de overtreder geen cent. Voor degene die hinder ondervindt van de overtreding is dat wel zuur. De Raad van State geeft de volgende tips om verjaring te voorkomen:

"in gevallen als de onderhavige, waarin vast staat en niet in geschil is dat een dwangsom is verbeurd en het college weigert in te vorderen, degene die in bezwaar en beroep opkomt tegen de weigering om tot invordering over te gaan het college in verband hiermee kan verzoeken de verjaringstermijn te stuiten of de verjaringstermijn te verlengen door uitstel van betaling te verlenen, en bij afwijzing van dit verzoek de bevoegde rechter kan verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen tot verlenging van de verjaringstermijn of om het college op te dragen de verjaringstermijn te stuiten."

Het gaat er dus om het college te verzoeken om de verjaringsterijn te stuiten of de verjaringstermijn te verlengen. Wanneer dit verzoek wordt afgewezen dan kan bij de rechtbank daartoe een voorlopige voorziening worden gevraagd.

AbRvS 24 december 2013 ECLI:NL:RVS:2013:2626